Wapenboek van het St. Bartholomeus gasthuis te Utrecht 1407-1814

< Folio 34 >

Transcriptie en wapenbeschrijvingen

Frederick Ruijsch, ingekomen anno xvi c xxviii, obiit 7 februari 1677.

In keel een schuinkruis van goud; dekkleden en wrong: keel en goud; helmteken: een vlucht van goud.

Mr. Gijsbert van der Hoolck, ingekomen anno MDC XXVIII, quartiermeester van den noothulp van anno 1630 tot anno 1632, huysmeester van Alderheijligen 1641 tot Alderheijligen 1642.

Gevierendeeld; I en IV in goud drie schuinbalken van keel, de middelste beladen met drie in de richting van de balk geplaatste, omgekeerde slakkenhuizen van zilver, II en III in sabel een kruis van zilver, beladen met een schildje van keel, waarop een kruis van goud, en in het eerste kwartier vergezeld van een omgewende sirene van goud; dekkleden en wrong: keel en goud; helmteken: een slakkenhuis van het schild tussen een vlucht van keel en goud.

Antonis de Ridder van Grunesteijn, ingekomen anno m vi c xxviii, huysmeester Alreheiligen 1630 tot 1631, obiit 1637.

Gevierendeeld; I en IV in sinopel zes bezanten van zilver, geplaatst drie, twee en één en een kwartierhoofd van goud; II en III effen goud en een gekanteeld kwartierhoofd van keel; dekkleden en wrong: goud en sinopel; helmteken: een uitkomende linkerarm van natuurlijke kleur, gekleed van sinopel met een manchet van zilver, waaronder de zes bezanten van het schild, houdende een grote bezant van zilver.

Willem van der Borch, ingekomen anno xvi c xxviii, obiit.

In goud rechtsboven een halve leeuw van keel, getongd en genageld van azuur, linksboven en beneden een toren van keel, bestaande uit twee gekanteelde verdiepingen, staande op een fundament, geopend van het veld; dekkleden en wrong: keel en goud; helmteken: een toren van het schild.