â?? 22 â??
zoo vroeg aangevangen werden eerst onder Karei V met
ernst voortgezet, doen kawmen onder zijn bewind niet
tot uitkomst.
Eerst onder Filips II kon de oprichting en deeling der
nieuwe bisdommen plaats hebben.
Ten onrechte wordt dus Antonius Perrenot, kardinaal
van Granvelle en bisschop van Atrecht als bewerker hierÂ
van beschouwd. Reeds veel vroeger waren, zooals blijkt,
de onderhandelingen aangevangen en Filips II getuigt
zelf, dat de bisschop van Atrecht er geen kennis van droeg
vóór de geloofsonderzoeker Franciscus Sonnius naar Rome
was vertrokken, om dit werk te bevorderen (1).
Paulus IV (1555â??1559) regelde nu bij de bul: â??Super
universas' dd. 12 Mei 1559 de indeeling als volgt:
Onder het aartsbisdom Mechelen werden opgericht de
bisdommen: Roermond, Gent, Yperen, Antwerpen, Brugge
en 's-Hertogenbosch.
Onder het aartsbisdom Kamerijk: St. Om er en Namen,
benevens de beide, toen reeds sedert onheugelijken tijd als
bisdommen bestaan hebbende: Atrecht of Arras en Doornik.
Onder Utrecht (van nu af van zijne metropolitaankerk
Keulen losgemaakt en zelf tot Metropool of AartsbisschoppeÂ
lijke kerk verheven) werden opgericht tot onderhoorige of
suffragaan-bisdommen: Haarlem, Middelburg (bisschop
Nicolaas a Castro), Deventer (Jan Machasius), Groningen
(Jan Knijf), en Leeuwarden (Remigius Drutius).
De eerste aartsbisschop van Utrecht was George van
Egmond (1534â??26 Sept. 1559), en werd opgevolgd door
Frederik Schenk, baron van Toutenburg.
In genoemde bul werden tevens Filips II en zijnen opvolÂ
gers het recht gegeven, den-paus, de waardigheidsbekleeders
voor te dragen, en dit dus niet aan het kapittel over te laten.
Pius IV (1559â??1565) bevestigde deze regeling op
nieuw door de bul: nEx injuncto' dd. 1.1 Maart 1560 (2).
Va.n 1580 tot 1853 waren de Noord-Nederlandsche bisÂ
dommen rechtens blijven bestaan. Feitelijk werden zij grooten
deels onder de algemeene benaming van â??Hollandsche zenÂ
ding', deels als Apostolische Vicariaten bestuurd door
buitengewone rechtstreeks door Rome aangestelde gedeleÂ
geerden.
In 1853 werd, niet andere indeeling der voormalige
bisdommen, het gewone bisschoppelijk bestuur hersteld.
Het bisdom Haarlem bestond vóór dit jaar uit Noord
Holland en Zuid-Holland ten Noorden van den Rijn,. Leiden
en wat ten zuiden lag tot aan Zeeland behoorde onder
Utrecht. Nu werd Middelburg opgeheven en Haarlem's
bisdom samengesteld uit Noord- en Zuid-Holland met de
Zeeuwsche eilanden. Breda werd tot bisdom verheven en
evenals Roermond en 's-Hertogenbosch als suffragaanÂ
bisdom het aartsbisdom Utrecht toegevoegd. Deventer werd
ook opgeheven.
Wanneer we nu nader nagaan de regeeringen der bisschopÂ
pen van Haarlem, dan kunnen we dus twee tijdperken
onderscheiden, n.1. dat der zestiende eeuw en dat na 1853.
A. vóór de organisatie van 1853.
Nicolaus van Nievwland sive JVicolaüs Nova-Terranus,
geboren te Egmond, benoemd tot eerste bisschop van
Haarlem 26 Mei 1561, hield als zoodanig zijn plechtigen
intocht den 2en Februari 1562, hij werd â??ter onderhouding
zijner tafel en bisschoppelijke waardigheid' verheven tot abt
(1) Zie Groen van Prinsterer, Archives de la Maison d'Orange T. I. [2me
Kd.] p. 1B6-
(j) Zie Histoire des P.ésoluticns d'Eglise d'Utrecbt. par le comte Louis
JMorzi, chanoine de la cathédrale de Bergame, traduit de i'ltalien. T. 1 pag-3
en volg. De bullen worden genoemd naar het Incipit.
van Egmond, zijnde de aeht-en-dertigste in die waardigheid.
11 October 1569 deed hij te Brussel, door tusschen-
komst van den gevolmachtigde Johan van der Goude,
advocaat in den Hove van Holland, afstand van zijn
ambt om redenen vau gezondheid.
â??Bij die gelegenheid had hij voor zich zei ven een
â??jaargeld van 1000 gulden besproken . alsook de hofstede
â?? â??Abtspoel' buiten Leyden , eertijds door de abten van
â?? Egmond , aan wie het toebehoorde , fraai betimmerd ,
â??tot zijne woning en hofhouding bedongen. Echter heeft
â??hij, afstand gedaan hebbenue , het overige van zijn le
â??ven meestal in Zeeland doorgebracht, alwaar hij ook,
â?? nadat hij nog negen jaren geleefd had, te Sint MaarÂ
tensdijk, een dorp in Zeeland, in Bloeimaand desjaars
â??1580 overleden, en, na het vervoeren van zijn lijk,
â??te Utreeht in de Abdij van Sint Servaas begraven is.'
(zie de kronijk van Egmond. Alkmaar 1732).
Wapen: in zilver een rood kruis [Bisdom Haarlem), elk
kanton beladen met vijf gegolfde blauwe dwarsbalken.
Hartschild: van zilver, beladen met drie zwarte hoefijzers,
geplaatst 2 en 1.
Wapenspreuk :
Nemo Ex pers Hostis.
De initialen N. E. H. kunnen ook uitgelegd worden als:
Nicolaüs Episcopus Harl.emensis.
In Rietstap's Armorial Général, Gouda 1861, komt
voor het wapen van eene ylaamsche familie Nieuwland,
zijnde: d'argent au filet de sable en croix, dans chaque
cantoü cinq fasces ondées d'azur. Sur le tout d'argent a
trois fers a cheval de sable.
Godefridns van Mierloo, geboren te Mierloo in NoordÂ
brabant , benoemd 11 December 1569 tot bisschop van
Haarlem en tevens tot abt van Egmond.
Toen 29 Mei 1578 Haarlem tot de zijde van den prins
van Oranje overging, verliet de bisschop zijn zetel en
ging naar Bonn. vandaar naar Munster, alwaar de
bisschop van Munster hem tot zijn wij-bisschop aanstelde.
In begin van 1587 wijdde hij plechtig de hoofdkerk
te Deventer in en 28 Juli daaraanvolgende overleed hij
in laatstgenoemde stad in ballingschap.
Hij was de negen en dertigste ^en laatste abt van
het vermaarde klooster van Egmond.
Wapen : 1 en 4 Bisdom Haarlem: 2 en 3 in zilver
een molenijzer, waaronder een roos, alles van rood.
Wapenspreuk :
Simpliciter et recte.
B. na de organisatie van 1853.
Franciscus Jaeobus van Vree, benoemd 4 Maart 1853,
gestorven 31 Januari 1861.
Wapen: in zilver een roode dwarsbalk , vergezeld van
twee sleutels boven , .en een leeuw onder, den dwarsÂ
balk , alles van zwart.
Wapenspreuk :
Depositum custodi.
Gerardus Petrus' Wilmer, benoemd 4 Mei 1861, overÂ
leden 1 Januari 1877.
Wapen : Bisdom Haarlem. tot hartschild: doorsneden
1 in zwart drie snijboonen van zilver boven elkander, 2 in
blauw een zilver molenijzer.
Wapenspreuk:
Dominus Providebit.
Petrus Mat/das S/tickers, benoemd 31 Juli 1877, hield
op bisschop van Haarlem te zijn wegens zijne benoeming
tot aartsbisschop van Utrecht 3 April 1883.