De Nederlandsche Leeuw, jaargang 10 (1892)

â?? 35 â?? â?¢dus in 1671 een kind genoemd naar de toen nog levende tweede moeder, en vijf jaren later een kind naar de â?¢eigen, reeds lang overleden moeder. Kinderen: Albert Goicker, geb. 7 April 1668, volgt. Thomas Goicker, geb. 26 Aug. 1669, gest. 14 Juni 1672. Aleida Goicker, geb. 20 Mei 1671, gest. 1 Aug. 1672. ! â?¢(Zij werd genoemd â??nae mijn vrouws moeder Margrita Alida Pennink,) Eene doode dochter in 1672. Johannes Goicker, geb. 12 Mei 1674, gest. 2 Sept. 2687. Mechtelt Adriana Goicker, geb. 22 Jan. 1676, gest. Oct. 1677. (Zij werd genoemd â??nae mijn vrouws zallr. moeder Mechtelt' van Tenghbergen en Adriana nae mevrouw van Vorden'.) Arnoldus Goicker, geb. 2 Dec. 1677. Maurits Goicker, geb. 10 April 1679, (genoemd naar â?¢den Heer van Vorden.) Dirk Goicker, geb. 10 Aug. 1680, gest. 8 Dec. 1682. Gerrit Hendrik Goicker, geb. Nov. 1681, gest. 2 Jan. 1682 (peten: zijne grootmoeder Goicker, d. i. dus de Trouw van Albert Goicker bovengenoemd, zwager Hendrik Welmers en neef Soltkast.) Albert Goicker, voornoemd, geb, 7 April 1668, gest. 3 Maart 1706 of 1716, tr. 3 Aug. 1692 te Warnsveld {'t huwelijk voltrokken door Ds. Borren) Johanna Haak, gest. Sept. 1706 of 1716, wier moeder Elisabeth, en wier grootvader Henricus heette. Kinderen: Gerhard Goicker, geb. 3 Mei 1693, gest. vóór 3 Aug. 1696. Een zoon, na twee uren overleden, in 1694. Dr. Henricus Johannes Goicker, geb. öp Pinkstermaan­ dag 13 Mei 1695, Med. Dr. gest. 10 Mei 1727. Gerhard, geb. 3 Aug. 1696, moet vóór 1727 gestor­ ven zijn Beatrix, geb. 3 Sept. 1697, tr. Mr. Herman Haesebroeck, zie aldaar. Elisabeth, geb. Zaterdag vóór Kerstmis 1698 of 1699. Utrecht Juni 1892. H. J. SCHOUTEN. Vit de oude doos. (OVER DEN HOLLANDSCHEN ADEL.) Aan een zeer curieus, doch niet onbekend boekje, (de vertaling van J. de Parival, les Délices de la Hollande), dat in 1661 â??t' Amsterdam By Samuel Itnbrechts, Boeck verkooper in de Raem-steegh, in de Hoop', verscheen, en gedrukt werd te â??Campen by Gerrit Oostendorp, Boeck-drucker, in 't Portuyn', ontleen ik een hoofdstuk, dat om zoo te zeggen, zich eigent om in dit Maandblad opgenomen te worden. Eigenaardige opmerkingen geeft de welbekende schrijver ten beste. Hoewel zij in de lijst van den tijd, waarin zij geschreven zijn, moeten worden bekeken, verdienen zij in elk geval gekend, en eenigszins op den voorgrond gebracht te worden. In een boekske als van de Parival, dat vol is van de allerdolste zaken, zou men.zooveel waars bij onwaars niet eens zoeken. Ziehier het hoofdstuk, zooals het gedrukt is: â??Het XXV. Capittel. â??VAN DEN ADEL. â??Hollandt voert in sijn 'Wapen een Roode Leeuw met een geslooten Thuyn, van alle zijden wel om-walt, met een bloot Swaert, en een Hoet, de spitse bedeckende, met dese Spreucke: Pro Libertate, dat is: Voor de vryheydt. â??Men moet aen-mercken, dat alle de Nederlanden schier eenen Leeuw in haer Wapen voeren, daerom oock, dien grooten Krijghs-man, Karei van Bourgoigne, of, Burgun dien, Vader van de Doorluchtighste Vorstin en Hertogin Maria, trachtte alle dese Pro vintien tot een Coninghrijck op te rechten, die den Naem van Leeuw soude voeren. Hy versocht'et meer-maels aan den Keyser, maer Lotha­ ringen en Switserlandt, om sijn Rijck tot aen Italiën uyt te breyden, daerby soeckende te voegen, sneedt hem de bitze Doodt de draedt sijns Levens af, soo dat hy vergetend een aertsch Coningh te wesen, sijnen Landen sijnen hoogh-waerdighste Dochter nae-liet. â??Keyser Karei de V. gaf even desen voor-slagh, ver scheyde malen, aen de handt, maer vondt 'er soo vele swarigheden, in de verscheydenheyt der ghenegentheden, der Inwoonders, in de Taaien, en Vryigheden, of Rechten, behalven de Oorlogen, en hooge Staets-saken, die hem niet lieten rusten, dat hy t' eene mael nae der handt uyt den acht sloeg, en vergat. â??Vele Edel-lieden zijn 'er oock in dese Nederlanden, die een Leeuw in haer Wapen hebben: maer van Hollandt alleen willende spreecken, sal ick slechts yets van den Adel dese s Landts segghen, soo wel om de Oudtheydt haerder Stammen te verbreyden, als om sommiger quaedt willigen Vreemdelingen den mondt te stoppen, die, of door eene ongerijmde onwetenheydt, of, onverdraeghelijcke verachtinge, hebben durven seggen, dat'er gheen Edel­ lieden in Hollandt, maer dat se alle Koopmans waren. â??Inderdaedt, de Inlandtsche Beroerten, langer hier, als elders in Europa, geduert hebbende* hebben veele Groote Heeren doen vergaen, en Ridderlijck om-komen die, om haere Kracht en Stoutmoedigheyt te betoonen, haer in de gevaerlijckste plaetsen begeven hebben, en waer de meeste eere te behalen was. Soodat men nu verscheyde Adelijcke Geslachten uyt-gestorven, en als uitgebluscht vindt: doch daer zijn 'er noch overigh, die soo Doorluchtigh, Machtigh en van soo Oude Af-komste, zijn, (al-hoe-wel dun gezaeijt, dat ick 't beken) als men door't heel Christenrijck soude mogen vinden. â??Men verhaelt, dat de Edel-lieden in Italien geen swarigheyt en maken Koophandel te drijven: staende houdende, dat dit haren Adel niets en beneemt. De Pranschen verwerpen dese gewoonte, en stellen alle hare Eere, en grootste Heerlijckheyt in de Wapenen, tot dienst van haren Prince en Koningh: en gevoelen haer seer licht aen hare Eere geraeckt, en om het minste woordeken dagense malkander twee en twee uyt, in Duel, van hare Secunden by gespronghen, de Eere en 't Voordeel des Adels tot dienst van haren Prins voor-treckende, indien 'er oock eenige roem en eere in sulcke Duellen, of enckele Kamp-gevecht, te behalen is, van Godt, en de Wetten verboden. Sij en stellen geen grootes warigheydtin 't trouwen van een Burgerlijcke Juffrouw, loochenende, haren Adel daer door gekrenkt te zijn, eene Verstandige en deughdzame Dochter getrouwt hebbende, al schoon van Adelijcken Stam niet gesprooten zijnde. â??In Duytsch-landt, gheheel Noorden door, ja selfs in Polen, verwerpt den Adel den Koop-handel, als onwaer digh en geringh: mach geene, als die van Adelijcken af-komste gesprooten is, trouwen, ten zy Hy, of ten minsten de Kinderen uyt dit Bedde voortgekomen, des Adels willen