De Nederlandsche Leeuw, jaargang 13 (1895)

21 22 deel van het schild, de linkervleugel met dat van het tweede. II. Gevierendeeld: 1 en 4 een dwarsbalk, beneden vergezeld van eene roos, 2 en 3 eene gesteelde en ge­ bladerde roos. Gekroonde helm, helmteeken: eene uit­ komende vrouw, in de rechterhand het stuk van het 2e en 3e kwartier houdende tusschen eene vlucht met het wapen van het le en het 4e kwartier. De kleuren zijn niet aangegeven. ' -De kist werd gemaakt, omstreeks het midden der XVIIe eeuw, voor een lid van het Silezisch geslacht von Kirstein. Jan Ghristoffel von Kirstein, geboren te Schweinitz, wiens voorouders gezegd worden te zijn geadeld door Maxmiliaan II (3), trad in zweedschen dienst, als secretaris bij het gouvernement van Riga, in 1647, en verkreeg, 26 October 1653, brieven van naturalisatie als Zweedsch edelman, met een wapen, dat in alle opzichten identiek is met hetgene op de kist in de eerste plaats voorkomt (4). Volgens eene copie in het staatsarchief te Stockholm, wordt het aldus omschreven: â??En fördelt sköld, den â??högra delen gul, deri tva korsvis staende gröna körs â??barstrad, och den vanstra delen bla,deri en pa tvaren â??liggande hvit bjelke med fem röda sjöblad, hvart emot â??annat OfVa'n pa skölden en oppen tornerhjelm, tacket â??och kransen, met blatt, guit och hvitt fördelte. Ofvan pa â??hjelmen tva vingar, den högra gul med tva deri korsvis â??staende körsbarstrad och den vanstra bla, deruti en â??sammaledes pa tvaren liggande hvit bjelke med fem â??sjöblad emot hvarandra (5). Deze ,copie bevat geene afbeelding van het wapen. Ongelukkig is de beschrijving in eenigzins barbaarsche, d. i. niet heraldieke, bewoordingen gesteld. Hiervan is het gevolg geworden, dat de heer Carl Arvid von Klingspor, Koninklijk Zweedsch Rijksheraldicus, aan wiens groote welwillendheid wij al deze bijzonderheden verschuldigd zijn, en wien wij daarvoor hier''onzen dank betuigen, in zijn Sveriges Ridderskaps 'och 'Adels Vapenbok, pl. 127, het wapen van J C. von* Kirstein op eene wijze heeft teruggegeven, die eenigzins van'de waarheid afwijkt. De schuinbalk, oneigenlijk aangeduid als â??pa tvaren liggande hvit bjelke', is vrij natuurlijk opgevat als dwarsbalk, en de vijf waterbladeren (liever lindebladeren ?) wier plaatsing in de open brieven op zeer onbestemde wijze is aangegeven, in plaats van als uitkomende van â?¢de' zijden van dien dwarsbalk, zijn, op het midden van â?¢dezen, zoodanig gerangschikt, dat zij te zamen ongeveer de gedaante van een â??vijfblad' verkrijgen. Het is ver van ons, den geleerden Zweedschen heraldicus een grief te willen maken van zijne wijze van uitlegging, die, wij â?¢erkennen dit gaarne, volkomen logisch is en zelfs onver­ mijdelijk was. Wij laten beide wapens hier in afbeelding volgen, ten â?¢einde den lezer in staat te stellen met kennis van zaken te oordeelen, het eerste zooals de familie het voerde, (3) De heer Schornbök, directeur der adelsarchieven te 'Weenen, had â?¢de goedheid cns te berichten, dat hij in de aan hem toevertrouwde archieven geen spoor heeft kunnen ontdekken van de open brieven van adelsverleening door Maximiliaan II aan de familie von Kirstein. (4) Monatshlatt der Kais-Kgl. heraldischen Gesellsehaft â??Jdler' te Weenen, N°. 150, Juni 1893, blz. 186. (5) Verg. B. Schlegel en C. A. Klingspor, Den med sköldebref för- c lanade men ej a riddarhuset introducerade Svenska adelus dttar-taflor <8tockholm, 1875), bl 147. terwijl het tweede het fac-simile is van het wapenboek van den heer von Klingspor. J. C. von Kirstein heeft geene admissie verlangd in het Huis der Ridderschap van Zweden. Hij was assessor bij het hofgerecht te Dorpat, in 1653, en bezat het landgoed Schlossholm (of Slottsholm), bij Riga (6). Lijfland en Esthland behoorden destijds aan de kroon van Zweden. Kirstein was gehuwd met Catharina Ratolsdorff, die, als zijne weduwe, nog in leven was in 1662 (7j. Daar hij geene nakomelingen heeft gehad, meent de heer von Klingspor dat het tweede wapen op de kist zeer zeker hetgene zijner vrouw is, omtrent wie hij ons zegt, geene genealogische bijzonderheden te kunnen geven. Volgens het Armorial gênéral van RIETSTAP, voert of voerde het Zwitsersche geslacht Ratolsdorf, in goud een zwarten dwarsbalk, helmteeken: een vrouwen borstbeeld, gekleed met het wapen van het schild gekroond van goud. JOHATO SIEBMACHEUS Allgemeines, groszes und voUstan- diges Wappenbuch (uitgaaf van 1772, V bl. 201) kent aan de familie von Ratolsdorff hetzelfde wapen toe, met dit onderscheid, dat de dwarsbalk rood is, wat eene ver­ gissing zou kunnen zijn, omdat die schrijver de dekkleeden opgeeft als van goud en zwart. De overeenkomst van dit laatste wapen met het tweede op de kist is treffend, beter nog, het is geheel in dit laatste opgenomen. De dwarsbalk bevindt zich in de le en 4e kwartieren: het vrouwen borstbeeld is wel is waar ver­ anderd in eene uitkomende vrouw, maar die verwisseling was noodzakelijk, omdat de vrouw de gesteelde en ge­ bladerde roos van de 2e en 3e kwartieren van het wapen op de kist moet houden. De kroon van het hoofd der vrouw heeft plaats genomen op den helm, een tweede kroon zou dan ook wel overtollig kunnen schijnen. Men mag het er ook nog voor houden dat een aestbetisch besef geleid heeft tot weglating van den dwarsbalk op het helmteeken van bet tweede wapen op de kist: die dwars­ balk laat zich begrijpen op een vrouwen borstbeeld, maar zou stuitend zijn op eene uitkomende vrouw, wier mouwen dan geblokt zouden worden en nog wel zeer ongelijk geblokt. Deze gelijkheid der beide wapens schijnt ons de meening van den heer von Klingspor te bekrachtigen, en wij, voor ons, zijn dan ook overtuigd, dat het tweede wapen op de kist is het vermeerderd wapen van de familie Ratolsdorff' (von Ratolsdorff, â?? dort). (6) Monatsblatt der Kais.-Kgl. herald. Gesellsehaft â??Adler' en. SCHLEGEL en KLIWGSPOR, loc. cit. (7) Ibidem.