41
42
165. Victor Bouton. Wapenboeck ou Amorial de 1334
a 1372 contenant les noms et armes des princes
chrétiens ecclésiastiques et seculiers suivis de leurs
feudataires selon la constitution de 1'Europe et
particulièrement de 1'empire d'Allemagne confor
mément a Tédit de 1356. Appelé la Bulle d'or,
précédé de poésies héraldiques par Gelre, Heraut
d'armes. II armorial. Paris 1896. 4to. (Vervolg
van Cat. blz. 41, n 44).
Van den schrijver.
Rocrniondsche zesels.
(Met een plaat).
De hierbij afgebeelde 40 zegels zijn genomen naar
origineele acten, vroeger te Roermond, thans te Maastricht
in 't Rijksarchief aanwezig. De kleuren zijn, waar deze
te zien waren, aangegeven of wel aangevuld
Opmerking verdient het, dat de Roermondsche lelie
voorkomt in de zegels van Baenen, Kellener, van Lom,
Maroyen, van Reyde, van Wachtendonk.
Sprekend zijn de wapens van: Cruijsancker, Crucken,
Cremers, Duprée, van Hertevelt, Hoeufft, In de Maen,
van der Renne
Heeft de teekenstift de graveerstift niet geheel kunnen
evenaren, men houde 't mij ten goede.
Roermond, Februar i 1896 VAN BEUEDEN.
De Haagsche Magistraat.
Op school hebben wij er al van gehoord, als van een
der vele misbruiken, die door de zegenrijke Groote OmÂ
wenteling opgeruimd zijn.
Het valt dan ook niet te ontkennen, tegenwoordig
gaat alles veel beter.
Later hebben wij er nog wel eens van gelezen, al is
het dan ook maar in een krantenartikel, van die Familie
regeering, waaronder ons land gebukt ging in de tijden
toen het zijn grootsten bloei bereikt had , iets wat gebeurd
was niettegenstaande dat verfoeilijke stelsel: en waarmede
het in de vorige eeuw, zoowat te gelijk met alle andere
Rijken van Europa, in de versukkeling is gekomen, wat
gebeurde juist ten gevolge van dat â?? laten wij maar
weer zeggen: verfoeilijk stelsel.
Zoo hebben wij de overtuiging gekregen, dat die familie
regeering iets heel leelijks was, maar wat zij nu eigenlijk
was, weten wij niet recht. Wij hebben daaromtrent niet
veel meer dan vage vermoedens.
Ieder die een stedebeschrijving ter hand neemt en een
blik werpt in de lange lijsten van magistraten en andere
waardigheidsbekleeders die daarin voorkomen, zal al heel
licht bemerken, dat ieder tijdvak eenige geslachtsnamen
Jieeft, die jaar op jaar terugkomen, om later gewoonlijk
Tveder voor andere plaats te maken.
Dat zijn nu de Regeeringsfamiliën. De genealogisten
onder ons, â?? een goedig slag halve gekken, die belang
stellen in dingen waar een mensch met gezond verstand
de schouders voor ophaalt, â?? de genealogisten onder ons,
rekenen die tot de patricische geslachten, die ten tijde
der Republiek gewoon waren van vader op zoon in
stads- en landsbestuur de lakens uit te deëlen. Waar
zulk een geslacht uit de regeeringslijsten van een stad
verdwijnt, weten zij het weder in die van een andere
terug te vinden. Ook is het hun bekend, dat wie ergens
op het kussen zat, meestal de zoon was van een moeder
die ook al tot zulk een regeeringsfamilie behoorde, dat
hij gewoonlijk getrouwd was met de dochter van een
patriciër en zijn eigen dochters mannen huwden, die
ergens op schepenbank of burgemeestersgestoelte in den
waren zin des woords een kussen bezaten, alle welke
dingen niet blijken uit regeeringslijsten. Het ging in die
dagen met de burgemeestersdochters, als voor en na dien
tijd met de prinsessen van den bloede. Zoo, en niet
anders. Een grondig onderzoek zal misschien duidelijk
aantoonen, dat alle burgemeesters en alle schepenen,
zoo niet in het geheele land, dan toch zeker in de
provincie Holland, elkander met evenveel recht â??wore
cousin' konden noemen, als de Vorsten van Ruropa dat
nu nog doen.
Die familieregeering ten tijde der Republiek â?? misschien
kan men, wanneer men maar van de spillezijde rekenen
wil, wel zeggen die Republiek door ééne familie geÂ
regeerd â?? is een staats- en maatschappelijk verschijnsel,
dat voor een juiste kennis onzer geschiedenis van het
allergrootste belang is.
Toch ligt er nog een dichte sluier over.
In het boek van de Witte van Citters â??De contracten
van correspondentie' is die sluier maar even opgelicht.
Wij leeren er uit door welke, middelen die eigenaardige
soort van dynastengeslachten, die de patricische familiën
vormden, zich, als op een troon, handhaafden op hun
zetel in de raadszaal.
Het moet gezegd worden, heel fraai waren die middelen
niet, misschien niet eens bekeken in het licht van hun tijd.
Waarschijnlijk zal men dit zelfde over een paar eeuwen
van onze hedendaagsche verkiezingsmanoeuvres beweren.
Een anderen tip van den sluier werd in 1887 opgeligt
door professor Theod. Jorissen, toen deze als deel 45
van de werken uitgegeven door het Historisch GenootÂ
schap gevestigd te Utrecht, de Memoriën van mr. Diderik
van Bleijswijck openbaar maakte. In zijn inleiding en
aanteekeningen toonde hij duidelijk aan van hoe groote
beteekenis voor het verkrijgen van magistraatsposten de
onderlinge vermaagschapping langs de vrouwelijke lijn
was, welke groote rol het neefschap en het zwagerschap
speelden te Gorcum, in de dagen toen mr. Diderik van
Bleijswijck leefde.
Noch Gorcum, noch de dagen van mr. Diderik van
Bleijswijck zullen op dit stuk alleen gestaan hebben.
Het zal wel overal zoo zijn geweest, vóór en na dien tijd.
Alleen, wij weten het niet' zeker.
Als iedere stedebeschrijver te werk was gegaan zooals
Matthijs Balen deed, en wij eene verzameling vertrouwbare
geslachtslijsten bezaten van alle regentenmaagschappen,
zouden wij een diepen blik kunnen slaan in het thans
verborgen raderwerk, dat de Republiek der Vereenigde
Nederlanden in beweging zette.
De steden regeerden den Staat, de familiën regeerden
de steden.
De rol door de edelen in de Middeneeuwen gespeeld,
werd gedurende den opstand tegen Spanje door de patriciërs
overgenomen. Tot aan de gezegende Groote Omwenteling
waren zij de spil waarom alles draaide, nieuwe dynastiën
vormend en de afstammelingen der oude genadig te woord
staande, als deze kwamen vragen om eene commissie in