De Nederlandsche Leeuw, jaargang 14 (1896)

MAANDBLAD VAN HET Genealogisch-heraldiek genootschap â??De Nederlandsche Leeuw.' Dit blad verschijnt omstreeks het midden van iedere maand, en wordt alleen aan de leden van het genootschap gezonden. Brieven te zenden aau den Secretaris deu beer Mr. H. J. KOENEN, Kanaalweg 63, Scheveningen, bij­ dragen voor het Maandblad, en de daarop betrekking hebbende correspondentie aan den heer M. ü. WILDEMAN, van Speykstraat 41, te 's-Gravenhage. Aanvragen betreffende de bibliotheek te richten tot den heer W. baron SNOUCKAEET VAN SOHAUBURG, Daendelsstraat 11. Leden te 's-Gravetihage betalen per jaar / 10.00 Zij, die buiten 's-Graveöliage wonen Æ? 6.00 De vorige jaargangen zijn voor de nieuwe leden te bekomen ad Æ?6.00 per jaargang. Afzonderlijke nummers zijn niet verkrijgbaar. De redactie van het Maandblad wijst er nadrukkelijk op, dat zij niet aansprakelijk is voor de strekking of inhoud der onderteekende stukken. s N°. 5. XIVe Jaargang. 1896, IN MEMORIAM Mr. A. J. Enschedé f 19 Maart 1896. â??Ne trop hault, ne trop bas', het devies der Enschedé's, moge op het eerste gezicht even weinig verheffend schijnen als het â??Mediocritas' der Radermacher's, toch heeft die spreuk een schoone beteekenis wanneer men haar in verband beschouwt met de geschiedenis van het geslacht. Want de Enschedé's zijn een historisch geslacht al hoort het niet tot de geslachten die in de middeleeuwen machtig zijn geworden door het zwaard, noch tot die welke de regeering onzer republiek hebben weten te monopoli seeren, zij vertegenwoordigen de aristocratie van het handwerk, misschien schooner en zeker zeldzamer dan die beide andere. Niet dat de geslachten zeldzaam zouden zijn die door middel van een bedrijf tot aanzien zijn gekomen, maar dat beantwoordt geenszins aan het aristocratisch beginsel, een geslacht is niet aristocratisch wanneer het zich van uit zijn oor spronkehjken tot een luisterrijker staat heeft weten te verheffen, maar alleen wanneer het dien oorspronkelijken staat tot aanzien heeft gebracht. Dit kan van de Enschedé's gezegd worden die nu sinds eeuwen in eenzelfde richting en in eenzelfden geest werkzaam zijn, en die door zin voor weten­ schap en kunst aan hunne nijverheid te paren een allereerste plaats onder de industrieele familiën van Nederland innemen. De achterbetovergrootvader van ons overleden medelid, met name Johannes Enscheda, geboren 18 Juni 1642 te Groningen, waar zijn geslacht tot den nijveren burgerstand behoorde (zijnde zijn vader, grootvader en overgrootvader aldaar lederbereiders geweest), en, naar het wapen dat van ouds her door deze familie gevoerd wordt doet vermoeden, afkomstig uit het geslacht der niet-adellijke maar toch oer-vrije van Ensehede'e uit Overijssel of Gederland, die twee sikkels voerden, vertrok in 1670 van uit zijn geboortestad naar Holland met een perkamenten brief van burgemeesteren, de verklaring behelzend dat bij een goed burger en een bekwaam instrument- en horlogemaker was. Hij zette zich neder te Haarlem als instrumentmaker, in welk bedrijf zijn oudste zoon hem opvolgde. Zijn tweede zoon Isaac Enschedé zette bij het bereiken zijner meerderjarigheid (1703) een drukkerij op waaraan hij 40 jaar later door aankoop van de zaak van Wetstein een lettergieterij verbond, die in 1893 haar lÃ?Ojarig bestaan gevierd heeft, bij welke gelegenheid een voor de geschiedenis der typografie zeer merkwaardig en fraai geïllustreerd gedenkboek (in een beperkt aantal presentexemplaren) is uitgegeven. Isaac's zoon, Johannes Enschedé, was een bekwaam lettersnijder, wat bij den toenmaligen stand van het bedrijf wil zeggen een kunstenaar, en hij was tevens een^ man die zijn vak wetenschappelijk opvatte, door studie te maken van de geschiedenis der drukkunst alsmede door het bijeenbrengen van een belangrijke verzameling van zeldzame boeken, ook was hij lid van Teyler's natuurkundig genootschap.