De Nederlandsche Leeuw, jaargang 14 (1896)

68 Den tijd dien drukke zaken hun overlieten aan kunst en wetenschap te wijden, is sedert bij de talrijke Enschedé's die deel hebben genomen aan het bestuur van het voorvaderlijk bedrijf, tot vasten regel geworden. Zoo wist ons overleden medelid (achterkleinzoon van genoemden Johannes Enschedé) met zijn beroeps­ bezigheden gedurende bijna 40 jaren het ambt van archivaris van zijn geboortestad te vereenigen, hetwelk hij niet groote liefde vervulde. Indertijd toen de zin voor de kunst-voorwerpen, ons door het voorgeslacht nagelaten, nog niet zoo algemeen was als thans, hoorde hij tot degenen die zich het eerst met ijver er op gingen toeleggen die schatten voor den ondergang te behoeden, zijn gerenommeerde collectie bokalen bijvoorbeeld, thans aan het Rijk gelegateerd, werd in die dagen met veel zorg door hem bijeengebracht, en in zijn stedelijke betrekking wendde hij met goeden uitslag zijn invloed aan om te bewerken dat ook van overheidswege die zelfde zorg voor de overblijfselen van oude kunst werd in acht genomen. De inhoud van het stedelijk museum met zijn unieke Frans Hals-galerij bewijst dat het hier geen onver­ schillige zaak gold. Bij het vijf en twintigjarig bestaan werd zijn initiatief dan ook door de landsregeering gehuldigd door zijn benoeming tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw. Om niet te ujJ,voerig te wezen zullen we ons hier verder bepalen tot datgene wat mr. Enschedé gewerkt heeft op het gebied van het beperkt onderdeel der historische en oudheidkundige wetenschap dat door ons genootschap wordt beoefend, de geslachtrekenkunde. Aanvankelijk was hetgeen hij op dit gebied leverde alleen voor den beperkten kring zijner familie bestemd, de genealogien van de geslachten waartoe zijn vier grootouders hoorden, namelijk Enschedé, Dalen, Swaving en Durselen, uitsluitend voor de familie gedrukt, mogen niettemin, als ook aan onze bibliotheek afgestaan, hier niet onvermeld blijven (van Swaving werscheen 'later 'een veel verbeterde tweede druk), eveDals het geslachtsregister der familie Koenen waartoe zijn vrouw behoorde, voor welks samenstelling hij, omdat die familie over verschillende landen verbreid en van over de grenzen afkomstig is, zich veel moeite en herhaalde reizen moest getroosten. Aan dit register zijn uitvoerige kwartierstaten toegevoegd, de aangehuwde geslachten Pauw, Néël, van Halteren en Cau betreffende. In Parijs opgevoed en daardoor met zekere voorliefden vervuld voor geslachten van Fransche origine, trok later de hugenoten-familie des Villates, waarvan drie leden onze republiek als generaals hebben gediend, bijzonder zijne aandacht, zijnde daaruit zijne echtgenoote in de vrouwelijke lijn voortgekomen. Deze was namelijk de kleindochter van F. A. C. Koenen geb. Pauw, wier moeder een zuster was geweest van den laatsten baron des Villates. Toevallig ontmoette hij bij zijn onderzoekingen in Frankrijk een afstammeling in de vrouwelijke lijn van den eveneens uitgestorven Franschen tak van dat geslacht, den heer Prévost comte de la Boutetière, in samenwerking met wien hij daarop publiceerde â??Les Villates en France et aux Pays-Bas' (Harlem, Jean Enschedé et fils 1881), een fraai boekdeel met portretten, facsimile's en andere afbeeldingen opgeluisterd, dat onder de degelijkste historisch-genealogische studiën, die ten onzent het licht zagen, mag gerangschikt worden. Zooveel liefde vatte hij op voor het geslacht welks geschiedenis aldus door hem was te boek gesteld, dat toen eenige jaren later het stamgoed der Villates', in de Vendée gelegen, te koop kwam, hij die uitgestrekte gronden aankocht ten einde de zich daarop bevindende ruïne voor den ondergang te bewaren. Van nog tal van andere uit Frankrijk naar de Nederlanden uitgeweken familiën heeft mr. Enschedé sedert de genealogien bewerkt (Rigail, Certon, de Ferrières, des Pommares, Guépin, Lalause), als ijverig lid der Commission de 1'histoire des églises wallones. De familie Enschedé, hoewel zelf van echt Nederlandschen oorsprong, behoorde door het huwelijk van Isaak Enschedé in 1702 met Beeltje van der Lucht, wier moeder eene Marchant was, sinds lang tot de Waalsche gemeente, en aan de geschiedenis van dat nijver element in onze bevolking, dat omstreeks het jaar 1600 uit België en Noord-Frankrijk om het geloof herwaarts kwam en bijna een eeuw later op nieuw met vervolgden uit alle deelen van Frankrijk versterkt werd, zocht hij zijn beste krachten te wijden. Het laatste wat hij in het Bulletin publiceerde was een artikel over «Jean baron de Béarn d'Abère et d'Usseau' (een der talrijke Fransche edellieden die de republiek als generaal gediend hebben), en verleden jaar nog â??Médaille commémorative d'un réfugié' (Jean Gueuteville). Door zijn voorkeur voor alle studie die een internationaal karakter droeg, was mr. Enschedé niet alleen ten onzent maar ook evenzeer in het buitenland als beoefenaar der genealogie bekend, hij was behalve van onze Vereeniging en den Ned. Heraut ook lid van den Deutschen Herold, en de Fransche republiek erkende zijne ook voor Frankrijk zoo belangrijke werkzaamheid met het onderscheidingsteeken van Officier d'Academie. Daar vooral in het laatste vijftiental jaren zijn werkzaamheid op genealogisch gebied bijzonder vrucht­ baar was, mag zijn heengaan op 66jarigen leeftijd na een kortstondige ongesteldheid, ook voor ons een groot verlies worden genoemd. ~~ .... Enschedé. Dalen. Swaving. Durselen. Hoefnagel. Van der Eyck. Van Poolsum. Vonk. Zijne acht kwartieren zijn: Mr. H. J. KOENEN.