199
200
aanbeveling het hier bedoelde model tot navolging te nemen.
Ik geloof dat de quaestie van het Koninginne-wapen ook
wel degelijk op den weg ligt van den Hoogen Eaad van Adel,
althans behoorde m i. dit college in deze zaak reeds lang
advies te hebben uitgebracht, doch wjj zijn op dit punt zoo
gewend geraakt aan stilzwijgendheid van de zijde der regeering,
die het toch beter weten moest, dat wij niet kunnen verÂ
wachten door dien Raad eerlang eene oplossing tot stand te
zien gebracht.
Zoo langzamerhand begint de tijd te korten, en, nu overal
elders reeds plannen voor versieringen van gemeentewege
bestaan, durf ik ook de veronderstelling uitspreken, dat eerlang
in onze veste plannen zullen te berde worden gebracht, voor
het decoreeren onzer pleinen, straten en gebouwen.
Uit mijn jeugd herinner ik mij nog zeer goed een eigenÂ
aardige toepasselijke versiering, die ik nu, ook om het goed
recht der heraldische emblemata te bepleiten, ter navolging
in overweging durf geven.
Op verschillende bruggen nl. waren toentertijde groote
vlaggenstokken opgesteld, waarvan wimpels met stads- en
landskieuren wapperden, terwijl aan het ondereinde groote
wapenborden met vlaggentropeeën waren aangebracht.
Als dit nu wederom geschiedt en die masten met groene
guirlandes worden omwonden, kan men zonder groote kosten
een vroolijk, kleurrijk en toepasselijk decoratief geheel verÂ
krijgen.
Voor een verscheidenheid van een veertigtal blazoenen kan
veilig worden borg gestaan, want behalve de volledige wapens
van Nassau, Waldeck-Pyrmont en Oranje-Nassau, zou men
die van de provinciën (een tiental, want Zuid- en Noord
Holland voeren hetzelfde blazoen) kunnen bezigen met het
elftal hoofdsteden, naast Amsterdam en Leiden. Bovendien
kunnen uit het Waldecksche wapen de kwartieren: Waldeck,
Pyrmont, Rappolstein, Hoheneck, G-leichen en G-eroldseck
evenals die uit dat van Oranje-Nassau: Catzenelnbogen, Vian
den, Dietz, Chalons, Oranje en G-enevois afzonderlijke op
wapenborden worden aangebracht, terwijl ook de heraldische
attributen van Ned. Indië en Batavia passend zouden kunnen
worden genoemd.
Wordt dan tijdig, gedurende het slappe seizoen, aan timmerÂ
lieden en schilders hier ter stede (echter onder goede leiding,
opdat één geheel worde verkregen) de vervaardiging van dit
werk opgedragen, dan zou het feest ook patroons en knechts
ten goede kunnen komen.
Er is volgens mij nog iets meer voor dit denkbeeld te
zeggen, nl. dit, dat deze versiering niet zooals illuminatie en
vuurwerk van Jupiter Pluvius afhankelijk is.
Het spreekt vanzelf, dat het niet in nujne bedoeling kan
liggen aan te nemen, dat dit de eenige versiering behoorde
te zijn, doch een enkele proef zoude kunnen worden genomen.
Maar, welke decoraties ook hier ter stede zullen worden
aangebracht, mijn wensen zal het blijven, dat de Heraldiek
dan niet stiefmoederlijk zal worden bedeeld, en dat men,
evenals bovengenoemde bloemist, die zich op het kweeken
der noodige bloemen gaat toeleggen om de wapenkundige
kleuren te verkrijgen, intijds doeltreffende maatregelen moge
nemen.
Misschien zou het ook overweging verdienen om het bestuur
van de Vereeniging tot Bevordering der Bouwkunst te Leiden
aan te sporen, stappen te willen doen tot het uitschrijven
van een prijsvraag. Eerst uit onderlinge samenwerking kan
een goed harmonisch geheel worden verkregen.
Nu onze lezers door het bovenstaande en het reeds
vroeger gepubliceerde geheel op de hoogte zijn van de
pennestrijd over het ontwerp gevoerd, maar ik zeker nog
wel mijne collega's medebestuurderen met een woord van
dank voor hunne gedeeltelijke appreciatie, op sommige
punten, daar, waar ik met hen van opinie verschil, in
't kort mijne verdediging voorleggen.
De vergadering plaatst zich op een geheel ander standÂ
punt dan ik in mijn vertoog heb ingenomen, ze is van
oordeel, dat men bevoegd is op fouten te wijzen en
aanmerkingen te maken op het bij Koninklijk Besluit
vastgestelde wapen voor Koning en Rijk en dat, volgens
mijne opinie, gemis aan eerbied wordt gedekt door de
ministeriëele verantwoordelijkheid. Ik weet dat velen zoo
oordeelen, zoo maakte een geacht lid der Balie na het
lezen van mijn art. bij het ontwerp de opmerking, dat
H. M. de Koningin wel degelijk gehouden is aan de
regelen der heraldiek. Doch wie is bevoegd, de Hoogste
Macht daarop te wijzen, en al zou dit gebeuren, wie
geeft de waarborg dat die raad altijd gevolgd wordt ? Is
niet door Z M. Koning Willem III, een kwartier in 't
wapen van H. M Emma veranderd, nl. dat van Geroldseck
in Gleichen. Werd dienaangaande raad ingewonnen? bij
wien? en welke grond heeft er bestaan voor deze afwijking ?
Het was hier de koninklijke wil die bepaalde, dat in
't vervolg het Wapen van H. M. aldus zou gevoerd en afgeÂ
beeld worden, in eene zoodanige particuliere aangelegenheid
mag zich niemand daartegen verzetten. Toch moet ik
bekennen, dat door de omstandigheid,-dat in ons land
het wapen des Konings en des Rijks hetzelfde is, opperÂ
vlakkig voor de bewering der vergadering veel valt
te zeggen.
Ook in de bovenstaande beoordeeling wordt mij weder
het verwijt gemaakt, dat de kroon, die de mantel siert,
gedeeltelijk gevuld is. Wanneer men zich evenwel de zaak
in natura voorstelt, is het optrekken van de stof in de
kroon iets onvermijdelijks, om dit sieraad de noodige
steun te geven.
Anders zou dit het gevolg zijn, indien een baldakijn
het wapen dekte. Bij een mantel evenwel wordt het oog
niet aangenaam getroffen, indien bij de rand der kroon
ook de stof eindigt. Men kan daarvan een duidelijk
voorbeeld zien bij de briefkaarten door het Rijk uitgeÂ
geven. Hoewel teekening, enz. veel te wenschen overlaat,
zien we ook hier een ongevoerde koningskroon afgebeeld.
Men mist echter een gedeelte van den kop van den
mantel, 't geen iets ongeacheveerds toont. Bij eene
eventueele verbetering van de redactie van het K. B.
van 1815 zooals de vergadering dit voorstelt zou ik noch
opgestoken noch opgeheven zwaard aanbevelen, doch liever
deze plaats aldus lezen: houdend in de (her) linkerklauw
een baarsgewijs geplaatst zwaard van zilver met gouden
gevest. In zake het devies blijf ik bij mijne opinie, dat
evenmin als bij een Jonkvrouwe- of Vrouwe-wapen een
helm past, evenmin gevoegelijkheidshalve een devies kan
worden gevoerd. Dit zou strijdig zijn met de historie en
het gewoonterecht. Juist omdat er geen grond voor is,
treedt de gewoonte hier in de plaats, en dat is heusch
geen gewoonte van heden of gisteren.
Wat de Heer Koopmans zegt aangaande de jubileumsÂ
medaille (1892) van het groothertogelijk Saksisch-Echtpaar
is niets bijzonders. â?? De Groothertog van S-W-E. heeft
den titel van Koninklijke Hoogheid, dus zal Hij wel altijd
boven H.D. Wapen een Koninklijke en geen GroothertoÂ
gelijke Kroon dragen, aldus een niet gevoerde, wat de
Berlijnsche stempelsnijder wel degelijk met opzet zal hebben
gedaan.
De banieren bracht ik uitsluitend aan om de aloude
stamwapens van Nassau en Oranje te vereeuwigen. Hoe
zouden deze anders geplaatst kunnen worden? Lacritique
est aisée, enz. De Engelsche heraldiek behoeft waarlijk
niet als voorbeeld te worden aangehaald. Het Engelsche
wapen is altijd een croüte geweest: onder Willem IV is
het bij ons zelfs eeuigszins â??eingebürgerV geworden. Het