37 3S
Naamlijst der Schepenen van Zatphen,
door J. GlMBERG.
Tadama was de eerste en tot heden de eenige, die in
zijne Geschiedenis der Stad Zutphen eene zeer verdiensteÂ
lijke lijst van Zutphensche schepenen uitgaf, voor wier
samenstelling hij blijkens het voorbericht van zijn werk,
blz. XII, gebruik gemaakt had van oude â??sehepensboeken'
en oorkonden. Onder het aangehaalde woord hebben we
zonder twijfel vier op papier geschreven handschriften te
verstaan, welke de namen van leden der Zutphensche
vroedschap bevatten en waarvan er één â?? handschrift A â??
in de 16de, de drie andere in de 18de eeuw aangelegd
werden. Zij zijn door mij als volgt genoemd:
Handschrift A, loopende van 1400 tot en met 1698,
» B, v » 1323 B â?? â?? 1793,
n C, â?? â?? 1323 â?? â?? â?? 1790,
D, , , 1323 â??_ â?? , 1737.
Beide laatstgenoemde zijn afkomstig uit de bibliotheek
van Tadama en werden in 1882 door diens erven aan het
archief van Zutphen (1) ten geschenke gegeven.
Deze vier schepenlijsten verschaften mij hoofdzakelijk
voor de 18de eeuw bruikbaar materiaal, de gegevens, welke
zij van voor dien tijd aanbieden, kunnen niet dan na
strenge controle aanvaard worden. Uitstekende diensten
bewees me een handschrift, dat tot rugtitel Vroedschap
heeft en niet alleen de Zutphensche schepenen van 1243
tot en met 1691, maar ook uit die tijden verschillende
landdrosten, richters, schouten, enz. in de Graafschap en
op de Veluwe vermeldt.
Het maakt deel uit eener collectie op papier geschreven
kwartijnen, aangelegd door den Zutphenschen burgemeester
Gerhard Kreynck (overl. 25 Febr. 1692).
Deze handschriften, nagelaten door den heer A. C. J.
baron Schimmelpenninck van der Oye, werden in 1878
door den heer W. A. baron Schimmelpennink van der
Oye aan het archief der gemeente Zutphen ten geschenke
gegeven.
Van eene menigte stukken tijdens het leven van Kreynck
nog aanwezig, doch sedert verloren gegaan, is ons door
diens nauwgezet en duidelijk werk de geheele inhoud bekend
gebleven. De groote waarde, welke Kreyncks arbeid voor
de historie van Zutphen en Gelderland heeft, doet het
daarom betreuren, dat Tadama, toen hij zijne Geschiedenis
schreef, van het bestaan dezer kwartijnen geene kennis droeg.
Eene uitstekende bron, welke Tadama echter ongebruikt
liet, zijn de stadsrekeningen, vooral die van den over
rentmeester, welke sedert 1445 aanwezig zijn, doch in
afschrift bij Kreynck reeds in 1371 aanvangen. Die van
den onderrentmeester beginnen insgelijks met 1445 â??
slechts één is er van 1403 â?? doch bij Kreynck met
1383. In de rekeningen van eerstgenoemde wordt telken
jare het â??pretium' (loon) geboekt, dat aan schepenen en
raden betaald was en bijna zonder uitzondering worden
waarbij hunne namen vermeld, veeltijds, als zij inmiddels
stierven, mede met opgave van den tijd van hun overlijden,
omdat het pretium per maand uitbetaald werd. Het bleek
mij, dat ook Kreynck veel ontleend heeft aan deze rekeÂ
ningen, waarvan er verscheidene in den loop der tijden
verloren gingen.
Nog raadpleegde ik Sloet, Oorkondenboek der GraafÂ
schappen Gelre en Zutfen, de raadsresoluties dezer stad,
(1) Daarin bevinden zich alle door mij genoemde handschriften.
welke met 16 Juli 1573 aanvangen, en een lijstje, loopende
van 1294 tot en met 1574, waarop namen van schepenen
staan, die niet bij Tadama voorkomen, doch door den heer
L. A. F. H. baron van Heeckeren in verschillende oorÂ
konden gevonden en daarna door hem in een exemplaar
van Tadama''s Geschiedenis overgeschreven werden.
Andere bronnen dan de boven genoemde werden door
mij niet gebruikt, tenzij die, welke in eene noot aangeÂ
duid zijn. Voor op- en aanmerkingen houd ik mij zeer
aanbevolen.
Verkortin gen.
burg.
ob.
onderrentm.
overrentm.
politiem.
secr.
timm.
zeg.
â?? burgemeester
=. obiit
â?? onderrentmeester
â?? o verrentmeester
â?? politiemeester
= secretaris
= timmermeester
= zegelaar
Zutphen, 18 April 1897.
J. GIMBERG.
1212.
Giselbertus,
Gerlacus.
1231. (1)
Henricus de Vredhen,
Ioseph Theodericus filius
Gerolgi,
Baldewijn Albus,
Theoderich de Keronade,
Konrad Lageman,
Gerard Lijse,
Gerard Lunsing,
Herman van Mersche,
'Wenemar van Omersen,
Rutard van Ruthelo,
Hendrik Schowebik.
1232. (2)
Theoderich de Kemnade.
1240. (3)
Herman van Marsche.
1243. (4)
Scabini Zutphanienses:
Henricus de (5) Vrethen,
Gerardus Bolte,
Conradus Lankeman,
Gerardus Scarlaken,
Theodericus de Altena.
1248. (6)
Gerard Bolthe,
Hendrik van Vreden,
Gerbold.
1268.
Henricus filius Thidemanni,
Robekinus,
Jacobus filius Martini.
1271.
Jacobus Martini,
Theodericus,
Ludovicus,
Henricus de Puteo.
1272. (7)
Hendrik de Puteo.
1273.
Jacobus Martini,
Arnoldus de Waienberg,
Bertoldus de Vreden.
1278.
Egidius Boldwini,
Lambertus filius Gese,
Martinus filius Jacobi,
Henricus filius Thidemanni,
Robekinus,
Jacobus filius Martini.
1281.
Robekinus Johannis filius,.
Joannes mgri epdani, (8)
Wolterus de Drinen.
(1) (2) (3) De schepenen onder de jaren 1231, 1232 en 1240 geeft
Sloet op.
(4) Bij Sloet: Henricus de Trethen,
Theoderich van Altena,
Gerard Boete,
Konrad Lakeman,
Gerard Scharlaken.
(5) Het woord de is door Kreynck onduidelijk geschreven.
(6) (7) De schepenen onder de jaren 1248 en 1272 worden door
Sloet vermeld.
(8) Beide laatste woorden komen zeer duidelijk bij Kreynck voor.
'Wat is hunne beteekenis?