67
68
deeld door de Hofkanzlei, tegenwoordig door het Mini- j
sterie van Binnenlandsche Zaken, dat tevens opperadels
ambt is. Volgens een ontwerp-strafwet echter zou de zaak
voortaan ter kennisname komen van de rechterlijke macht,
als een gewone overtreding. De daarop betrekking hebÂ
bende artikelen 445 en 446 van het ontwerp luiden:
Met een geldboete van ten hoogste 300 fl. wordt gestraft,
wie zich titels, stands- of onderscheidsteekenen die hem
niet toekomen, aanmatigt. Dezelfde straf wordt toegepast
op hem die zich onbevoegd bedient van den keizerlijken
adelaar.
Bepalingen omtrent het voeren van een vreemd wapen
bevat de Oostenrijksche wet eigenlijk niet, doch het MiÂ
nisterie van Binnenlandsche Zaken neemt aan, dat dit
valt onder het begrip aanmatiging van adellijke titels en
wapens in § 1 van het Hof kanselarij-decreet van 1827,
en past daarop de bovengenoemde straf toe.
In Hongarije is aanmatiging van een adellijken titel
of rang strafbaar volgens art. 40 van de wet van 1879
§ 45, met een boete van hoogstens 100 florijnen, doch
er is geen strafbepaling tegen het voeren van het wapen
eener andere familie.
In Spanje is alleen het dragen van een uniform of
ander gewaad, eigen aan een ambt, rang of stand of
het voeren van een insigne of ordeteeken waarop men
geen recht heeft, strafbaar.
Daitsculand. â?? Noch in het strafwetboek des Rijks
noch in de strafwetgevingen der verschillende landen
komen bepalingen voor, zoo meld ons de gezant.
In den â??Deutsche Herold' Juli 1896, blz. 100 lezen
wij omtrent het burgerlijk recht bet volgende:
â??Het adellijk familiewapen wordt nog heden ten dage
â??gerechtelijk beschermd (1) en in verscheidene beslissingen
â??van het â??Reichsgericht' (2) is uitdrukkelijk uitgemaakt,
â??dat de negatieve â??Feststellungsklage' wegens het onbeÂ
voegd bezigen van den naam, den titel, en het wapen
â??eener adellijke familie, beantwoordt § 221 der â??Civil
â?? processordnung'.
In Italië zijn volgens onzen tijdelijken zaakgelastigde
geen strafbepalingen tegen het wederrechtelijk voeren
van het aan een ander toekomend geslachtswapen. Aan
dat bericht wordt evenwel toegevoegd dat de familie,
wier wapen door een ander is geüsurpeerd geworden, zich
kan wenden tot den burgerlijken rechter om haar recht
te doen erkennen.
In Rusland eindelijk bestaan volgens opgave van het
Heraldisch Departement van den Russischen Senaat strafÂ
bepalingen, zoodat zij die zich schuldig maken aan het
gebruik van een hun niet toekomend geslachtswapen, of
het eigenmachtig bijvoegen aan hun wapen, van eene
kroon die hun geslacht of hun persoonlijk niet toekomt,
of van eene andere versiering, welke op grond der beÂ
staande voorschriften op de versieringen bij dit wapen
niet behoort, ter verantwoording geroepen worden volgens
§ 1417 van het strafwetboek, uitgaaf van 1885, en indien
zij voortgaan zulke geslachtswapens en kronen te gebruiken
op voorbeeld van hunnen vader of van een oudere in
(1) Th. II, Tit 9 § 16.
(2) Otto Gierke. Be3prechung Reichagerichtlicher Entscheidungen in
J heringa Jahrbücher 35 Band, Heft 3 en 4.
hun geslacht, gestraft worden, de eerste keer met geldÂ
boete niet hooger dan vijftig roebels, de tweede keer met
geldboete niet hooger dan honderd roebels, en de derde
keer met hechtenis van 7 dagen tot drie weken. Indien
zich echter de schuldige zelf het eerst zulk een toe
eigening veroorloofd heeft van een hem niet toekomend
geslachtswapen of kroon, zoo wordt hij de eerste keer
veroordeeld tot geldboete niet boven twee honderd roebels
de tweede keer tot geldboete niet boven vijf honderd
roebels en de derde keer tot hechtenis voor den tijd van
drie weken tot drie maanden, en hiervan wordt publieke
kennisgeving gedaan in nieuwsbladen der beide hoofdÂ
steden alsmede in de gewestelijke Gouvernementsbladen.
Ten slotte zij hier nog herinnerd dat in Maandblad 9'
van 1895 eenige bijzonderheden voorkomen omtrent de
wijze waarop ten onzent voorheen n. 1.. in het jaar 1643
door den magistraat van Utrecht, het wederrechtelijk voeren
van het wapen eener grafelijke dynastie werd tegengegaan.
Wanneer wij de ons verstrekte inlichtingen overzien'
dan kunnen we de resultaten van het onderzoek aldus
samenvatten, dat 't in Nederland, België, Spanje en HonÂ
garije wel strafbaar is een adellijken titel te voeren, waarop
men geen recht heeft, maar dat daar omtrent het voeren
van wapens niets is bepaald, terwijl in Frankrijk in het
geheel geen bepalingen van dien aard bestaan.
Dat aan het artikel 435 van ons strafwetboek, hetwelk
verbiedt een Nederlandschen adellijken titel te voeren,
niet altijd streng de hand wordt gehouden kan blijken,
uit een der laatste afleveringen van de Navorscher waar
wordt meegedeeld dat de heer Leembruggen te Leiden
zich tegenwoordig openlijk noemt Baron Leembruggen
en wel op grond van een buitenlandsch adelsdiploma
hetwelk hij echter volgens art. 66 van de Grondwet niet
had mogen aannemen. (1)
Te betreuren is het voorts dat artikel 435, nevens het
voeren van een Nederlandschen adellijken titel en het
dragen van een Nederlandsch ordeteeken, niet strafbaar
stelt het bezigen van de kronen, die als onderscheidingsÂ
teekenen, behoorende bij de adellijke titels, door het kon.
Besl. van 1807 voor de verschillende rangen zijn vastgesteld.
Wij komen hiermee tot het tweede punt het wederÂ
rechtelijk voeren van heraldische onderscheidingsteekenen.
In dat opziccht valt van de bovengenoemde landen alleen
Rusland te vermelden, waar het voeren van rangkronen
zonder daartoe gerechtigd te zijn onder de strafbepalingen
valt en evenzoo het aannemen van andere onderscheiÂ
dingsteekenen naar de daar bestaande voorschriften omÂ
trent de bij wapens behoorende versieringen.
Met bepalingen omtrent rangkronen kunnen op één
lijn gesteld worden die omtrent het aanbrengen van helmen,
als teekenen van adeldom, boven het familiewapen.
Zooals men weet, was het onder het ancien régime in
Frankrijk bij herhaalde ordonnantiën verboden dat owadel
lijken hunne wapens timbreerden d. w. z. dekten, hetzij
met een helm of met een kroon (zie Rietstap blz. 38.)
Iets dergelijks nu vindt men blijkens de ons verstrekte
mededeelingen tegenwoordig nog in Zweden, in gevolge
het kon. Besl. van 10 Aug. 1762, hetwelk straf baar stelt
(1) In een latere aflevering van genoemd tijdschrift wordt meegedeeld
dat de heer Leembruggen zich, sedert die verheffing in den ltaliaanschen
adel, tot Italiaan heeft laten nafcuraliseeren.