MAANDBLAD
VAN HET
Genealogisch-heraldiek genootschap â??De Nederlandsche Leeuw.'
Dit blad verschijnt omstreeks het midden
van iedere maand, en wordt alleen aan de
leden van het genootschap gezonden. Brieven
te zenden aan den Secretaris den heer Mr H. J.
KOENEN, Kanaalioeg 63, Scheveningen, bijÂ
dragen voor het Maandblad, en de daarop
betrekking hebbende correspondentie aan den
heer M. (i. WILDEMAN, Zijlweg Se te
Haarlem.
Aanvragen betreffende de bibliotheek te
richten tot den heer Jhr. Mr. C. H. C. PLTJÃ?I
VAN ASPERMONT, Jan van Natsaustraat 6,
te 's-Gravenhage.
Leden te 's-Gravenhage betalen per
jaar / 10.00
Zij, die buiten 's-Gravenhage wonen Æ?6.00
De vorige jaargangen zijn voor de nieuwe
leden te bekomen ad f 6.00 per jaargang.
Afzonderlijke nummers zijn niet verkrijgbaar.
De redactie van het Maandblad wijst er nadrukkelijk óp, dat zij niet aansprakelijk is voor de
strekking of inhoud der onderteekende stukken.
N». 6.
â?¢ XTVe Jaargang.
1897
Ontwerp van een Wapen voor H. 91, de Koningin.
(MET EEN PLAAT.)
Tot goed verstand van zaken diene, dat de volgende
beschouwingen geenszins ten doel hebben, critiek uit te
oefenen op het tot heden gevoerd wordend, Koninklijk
Wapen. Het twistgeschrijf over het Wapen des Konings,
welke onverkwikkelijke lectuur ons nog. versch in het
geheugen ligt, zal, naar ik hoop, niet opnieuw worden
aangewakkerd, daar het alleen mijne bedoeling is te voorÂ
komen, dat bij de a. s. .groote gebeurtenis, de KroningsÂ
feesten van onze geëerbiedigde Koningin, op het gebied
van versieringen, enz. gezondigd worde tegen de wetten
der heraldiek en aesthetiek. Weldra toch is de tijd daar,
dat voor versieringen ontelbare wapenschilden moeten
vervaardigd worden. Gewoonlijk draagt men hier te lande,
vooral in de kleinere plaatsen, de bewerking daarvan op
aan huisschilders en glazenmakers, voor wie Kunst een
gesloten boek is, en die, hoe ge- en volleerd zij overigens
in hun vak mogen wezen, van heraldiek niets afweten,
daarbij erg eigenwijs te werk gaan, meestal slechte modellen
navolgen, en natuurlijk dan nog noodwendig hun eigen
phantasie laten werken.
Zóó ontstaan monstrueuse voorstellingen van het blazoen,
dat ons even heilig moet zijn als de geliefde Vorstin,
die het voert.
Nu is niets natuurlijker dan dat meergemelde wapen
verknoeiers bij eene eventueele opdracht verzuimen zullen
â?¢er om te denken, dat thans geen helm of helmteeken
meer kan worden gebezigd, en wellicht ook de veranÂ
dering van schildvorm niet zullen in acht nemen. Zoolang
dus niet officieel het Wapen van H M. is vastgesteld, â?? en
wie weet hoe kort dit zal wezen vóór de Troonsbestijging,
waardoor dus onvermijdelijk tijd zou te kort schieten om
de benoodigde schilden voor de versieringen aan te maÂ
ken â?? kan het zijn nut hebben belanghebbenden er op
ie wijzen hoe een Wapen van H. M. kan worden verÂ
vaardigd, waarbij noch tegen de traditie, noch tegen de
heraldische wetten wordt gezondigd.
1t Zij verre van mij, te willen beweren, dat genoemd
Wapen zóó moet zijn. Het is aan H. M. de Koningin
â?¢en aan Haar alleen om te decreteeren, hoe zij H. D
Wapen wil voeren. Juist is het zoo'n wanklank in hét
bovenaangehaald twistgeschrijf over het Wapen des Konings,
telkens te moeten vernemen, dat dit of dat onderdeel
zus of zóó behoorde te zijn Men zou dus de Hoogste
Macht willen voorschrijven, hoe te handelen in eene geheel
particuliere aangelegenheid!!
Voor genoemd doel meen ik echter bovenstaand ontwerp
te mogen aanbevelen. Er is hier niet gezondigd tegen
de regelen der edele herautskunst en er komen geen
noemenswaardige afwijkingen van het na te noemen K. B.
van-1815 bij voor.
De tekst van art. 1 van het K. B. van 24 Aug. 1815
(Stbl no 46) luidt woordelijk a. v.: /
â??Het wapen van het Koningrijk der Nederlanden, zooÂ
wel als dat van Ons en Onze Successeuren, Koningen
de Nederlanden, zal bestaan in Ons aangeboren geslachtsÂ
wapen van Nassau, zijnde een klimmende leeuw van goud,
getongd van keel, op een veld van azuur, bezaaid met
gouden blokken, welk wapen Wij alsnu vermeerderen
door te bepalen, dat de leeuw zal zijn gekroond met een
koninglijke kroon, en dat hij in den rechter voorklauw
een opgestoken zwaard houden zal, en in den linker een
bundel pijlen met gouden punten, de punten omhoog en
de pijlen met een gouden lint te zamen gehouden.'
In het hier bijgaand ontwerp zal men niet dan noodige
afwijkingen van dit voorschrift kunnen ontwaren. â?? Het
schild is ruitvormig volgens de regelen der heraldiek, wijl
het hier eene Jonkvrouw betreft. De koninklijke kroon,
die het schild dekt, heb ik ongevoerd afgebeeld, omdat
juist daardoor de rang wordt aangegeven â?? Geheel ten
onrechte wordt bij ons de koningskroon dikwijls gevoerd
in beeld gebracht, terwijl gezaghebbende schrijvers eenpaÂ
rig van meening zijn, dat de voering bij een koningskroon
niot zichtbaar mag wezen â?? Trouwens is op al onze
munten en in de van Rijkswege uitgegeven zegels de
kroon ongevoerd.
Art 7 van opgemeld K. B zegt:
â??Alle Onze wettige Descendenten, zoo vrouwelijke als
mannelijke, zullen tot dekking hunner wapenschilden de
koninglijke kroon, en tot schildhouders of tenants twee
gekroonde leeuwen voeren.'
De bedoeling zal hier wel geweest zijn, â??Nassausche