MAANDBLAD
VAN HET
Genealogisch-heraldiek genootschap â??De Nederlandsche Leeuw.'
Dit blad verschijnt omstreeks het midden
van iedere maand, en wordt alleen aan de
leden van het genootschap gezonden. Brieven
te «enden aan den Secretaris den heer Mr. H. J.
KOENEN, Kanaalweg 63, Scheveningen, bijÂ
dragen voor het Maandblad, en de daarop
betrekking hebbende correspondentie aan den
heer-Jhr. Mr.C. H. C. FLUGITAN ASPERMONT,
Jan van Natsaustraat 6, te 's-Gravenhage.
Penningmeester van het genootschap is de Heer
C.F.GIJSBEBTI HODENPIJL te Vrijenban bij Delft.
Aanvragen betreffende de bibliotheek te
richten tot den heer Mr. H. J. KOENEN,
Kanaalweg 63, Scheveningen.
Leden te 's-Gravenhage betalen per
jaar / 10.00
â?¢ Zij, die buiten 's-Gravenhage wonen f 6.00
De vorige jaargangen zijn voor de nieuwe
leden te bekomen ad / 6.00 per jaargang.
Afzonderlijke nummers zijn niet verkrijgbaar.
De redactie van het Maandblad wijst er nadrukkelijk op, dat zij niet aansprakelijk is voor de
strekking of inhoud der onderteekende stukken.
BERICHT.
XVI* Jaargang. 1898,
Men wordt beleefd verzocht in 't vervolg alle stukken
de redactie betreffende te willen zenden aan het
adres van den Heer Jhr. Mr. C. H. C. Flugi van
Aspermont, Jan van Nassaustraat 6, 's Gravenuage,
Doordrongen van de wenschelijkuèid dat de redactie
van het Maandblad niet voortdurend buiten de zetelÂ
plaats van het genootschap gevestigd blijve, is mijne
herhaalde aanvrage om ontslag van 't redacteurschap
van ons orgaan, thans door het Bestnur ingewilligd,
en zullen in *t vervolg de te 's Gravenhage gevestigde
Bestuursleden de redactie op zich nemen.
Gedurende de vijf jaren, dat ik mij met het bestuur
van 't Maandblad heb belast, ondervond ik steeds de
grootste welwillendheid van de zijde der medewerkers,
waarvoor ik hen hierbij openlijk mijn dank betuig.
Ik hoop nog vele jaren als bestuurslid tot den bloei
van ons genootschap te mogen blijven medewerken.
M. G. WILDEMAN.
Hét geslacht Pruyn in Amerika,
DOOR
JOHN V. L. PRUYN te Albany.
(Vervolg van kolom 6).
De associatie met Mr. Reynolds duurde tot 1853,
dewijl Mr. Pruyn's betrekking tot het Spoorweg systeem
in den Staat zoo grootelijks zijn praktijk in den weg
stond, dat bij genoodzaakt werd de associatie op te geven.
In 1853 werd hij gekozen tot Ad vokaat voor, en Directeur
Tan den Mohawk en Hudson spoorweg, de eerste spoorweg
welke met succe s in Amerika werd geëxploiteerd.
â?¢ In 1853, het tijdperk waarvan ik melding maakte,
werden pogingen aangewend om de verscheidene Spoorweg
Maatschappijen (ongeveer 10 of meer in aantal) tusschen
Albany en Buffalo tot eene maatschap samen te brengen.
Mr. Pruyn persoonlijk, regelde al de zaken die noodig
waren voor zulk eene vereeniging en formuleerde de Acte
van Consolidatie, welke in. menig opzicht het voornaamste
document was dat ooit in den Staat. New-York, ten
uitvoer werd gebragt. Daardoor werden de spoorwegen
onder één algemeen stelsel gebracht, en om de woorden
van Mr. Pruyns ouden vriend en companion Mr. Martin
te gebruiken, â??dit was eene taak welke niet door een
gewoon, man kon ten uitvoer gebracht worden.' De
nieuwe maatschappij was de â??New-York Central Rail
Road' en Mr. Pruyn was daarvan Secretaris-PenningÂ
meester en Advokaat. Hij trok zich zoo te zeggen uit
zijne professie terug, ofschoon hem den9den April 1856
werd toegestaan om voor het Hoog Gerechtshof té
Washington als gevolmachtigde en Advokaat op te
treden.
Mr. Pruyn bleef nog Secretaris en Penningmeester en
Advokaat en ook Directeur voor dezen Spoorweg tot
1866, toen het beheer van de Cornings, ten gevolge van
eene stemming der aandeelhouders, door dat van de van
der Bilts werd vervangen. Persoonlijk was hij niet droevig
voor deze verandering van zaken. Door het bezit van een
middelmatig fortuin kon hij zich nu'aan andere en meer
winstgevende bezigheden overgeven.
Ofschoon hij nooit voor zich eenige politieke verÂ
maardheid zocht te verwerven, in den zin als zulks geÂ
woonlijk wordt opgevat, stelde hij evenwel veel belang
in Staathuishoudkundige zaken en wetenschappen. Hij
was een Democraat van de oude school, stóutelijk beÂ
werende dat ons land eene onverdeelbare Unie is van
onverdéelbare Staten. Toen de burgeroorlog uitbrak
schaarde hij zich natuurlijk aan den kant van de NoorÂ
delijke Staten, zich verplicht gevoelende om, als een
gewetensvolle Democraat en loyaal burger, met al zijn
vermogen de Constitutie te handhaven.
In het najaar van 1861 werd hij tot Staats-Senator
verkozen. Toen de benoeming hem werd aangeboden,
verklaarde hij uitdrukkelijk dat hij die eer niet zocht, en
dat hij die'alleen wilde aannemen onder de uitdrukkelijke
voorwaarde, dat aan hem noch aan een zijner, vrienden
zoude gevraagd worden om eene enkele dollar tot zijne