75
76
de jonkheer en Pauw geb. Hoeufftin het. wapenboek van den
Ned. Adel door Rietstap (op den naam Hoeufft). Deze toe-'
voeging is afkomstig uit het diplomadat Adriaan Pauw, de
latere raadpensionaris, gelijk we zooeven zagen in 1613 ontÂ
ving als Eques auratus. Alleen de tak die van hem afstamt
heeft dan ook die roos gevoerd, tenzij dat die ook mocht
gevoerd zijn door den kleinzoon van Adriaan's broeder
Reinier, die een diploma ontving van Karei II van
Engeland, waarin zijn adel bevestigd, de verdienste van
de verschillende leden van zijn geslacht tegenover het
Engelsche Koningshuis wordt opgesomd en hemzelf als
aanmoediging om dat voorbeeld te volgen, de titel van
ridder wordt verleend. Men vindt dat diploma afgedrukt
op blz. 186 van Mr. H. J. Koenen's â??Adriaan Pauw'.
De persoon die dit diploma ontving was des ouden
Adriaan's bet-achterkleinzoon Reinier Pauw yan Carnisse
en Terhorst, de ongehuwd overleden oudste zoon van
Dirk Pauw, die door zijn tweede vrouw Elisabeth Cats,
weduwe van den griffier Musch, heer van Carnisse werd,
en wiens vader de president van den Hoogen Raad Reinier
Reinierszoon Pauw door zijn huwelijk met Christina van
Ruytenburgb het kasteel Ter Horst onder Voorschoten
in bezit had gekregen.
(Wordt vervolgd.)
VARIA.
Het Koninklijk Wapen.
Zij, die beweren, dat ons vak droog, ja droog als gort
is, kunnen geen beter geneesmiddel nuttigen, dan N°. 3
van ons Maandblad te lezen, waarin onzen tegenwoordigen
bibliothecaris Mr. H. J. Koenen, verscheiden personen
a faire neemt, op eene joviale manier, die verre van
te kwetsen, onze tekortkomingen (altijd van zijn standpunt
bekeken), zoo vermakelijk voorstelt, dat men een kniesoor
zou wezen, indien bij de lectuur niet een natuurlijk vroo-
lijke bui kwam opzetten. Jhr. Victor de Stuers had volgens
schrijver visioenen en fantastische gedachten over heraldiek,
toen de Heer Verster hem kwam interviewen !
Ik zelf maak mij schuldig aan mysterieus gefluister en
vaardig banvloeken uit tegen politieke raddraaiers â??in en
buiten de Kamer'. Men vreest verder van mij een vertoog
(mysterieus of niet?) te moeten slikken over zwevende
kronen, door heraldische (of natuurlijke ?) leeuwen, dienst
doend-politieke-raddraaiers, vastgehouden!
Ik duizel alleen van de gedachte!
â?¢In hoofdzaak (behalve het zwevende gedeelte) kan ik
mij uitstekend vereenigen met de aanwijzingen van den
Heer de Stuers, en haalde zelfs een kunstschilder over,
zijn krachten te beproeven aan een dier ontwerpen,
daar ik de gedachte verre van mij werp, dat mijn ontÂ
werp het beste zou zijn. Ik kan 't nu eenmaal niet helpen,
dat ik 't eerst met deze zaak ben voor den dag gekomen.
Met alle lusten, moet ik natuurlijk ook de lasten dragen,
en doe zulks dubbel gaarne, nu mijn doel, een uitÂ
gebreide gedachtenwisseling uit te lokken, aanleiding
kan geven, dat men van hoogerhand, de zaak aan een
grondig onderzoek laat onderwerpen.
Bij de aanhaling door den Heer Koenen van de KoninkÂ
lijk Pruissische beschikking van 8 Dec. 1897, waarbij
de heraldische koningskroon in overeenstemming wordt
gebracht met de werkelijke kroon, in 1889 nieuw verÂ
vaardigd, verzuimt ZEd. m. i. er uitdrukkelijk op te
wijzen, dat de voering niet zichtbaar is â??gefüttert bis an
die Bugel'. Evenzoo kan (moet ?) ook onze Nederlandsche
Koningskroon zijn vervaardigd.
De Heer de Stuers (die thans ook voorstander schijnt
te zijn van een gevoerde Koningskroon) is ni fallor in
vele aangelegenheden geraadpleegd geworden, daar waar
het Koninklijk symbool moest worden aangebracht, daarom
zij het mij vergund hier nog eens eenige der tallooze
voorbeelden te herhalen, die in deze als evenzoo vele
getuigen dienen: de kronen op de hofkoetsen, de har
nachementen der paarden, de knoopen der lakijen, de
stempels van Algemeen Bestuur, idem idem der geÂ
zantschappen en consulaten in 't buitenland, de postzegels,
briefkaarten, postwissels, alle muntstukken, het postpapier
dat van wege H. M. door de Hofhouding wordt gebruikt,
de stempels waarmede namens H.' M. wordt gezegeld
op. dit alles vindt men een ongevoerde kroon.
Is dit dan consequent? Moet dan alleen het wapen
door H. M. persoonlijk gevoerd, een kroon met muts
vertoonen ?
Is de maker van de kroon van 1840 de schuldige?
Werd hem last gegeven een toque daarin te bevestigen,
en door wien?
Dit zijn zaken waarop alleen de Directie van het KoÂ
ninklijk Huisarchief zou kunnen antwoorden.
Men zal niét kunnen ontkennen, dat de boven aangeÂ
haalde voorbeelden duidelijk genoeg spreken voor de
opvatting, dat onze Koningen ook overtuigd geweest zijn
van de noodzakelijkheid de Nederlandsche Koningskroon
ongevoerd af te beelden, hoe zou anders â?? en zonder
eenige uitzondering â?? in hunne onmiddelijke omgeving
het koninklijk symbool in dien geest overal zijn aangeÂ
bracht ?
Haarlem. M. G. WILDEMAN.
Een Prins van- Oranje.
Het zal niet algemeen bekend zijn, ook niet onder beÂ
oefenaars der genealogie, hoe het mogelijk was, dat op
den 16en Augustus 1897 op het kasteel Cibeins in
Frankrijk een edelman overleed, die den titel voerde van
Prins van Oranje, namelijk Armand Adrien Joseph Marquis
de Mailly-Nesle, prince d' Orange, die uit zijn huwelijk
met Suzanne de Cholier de Cibeins twee zoons naliet,
waarvan de oudste thans den titel van prince d' Orange
voert.
â??Le- Bulletin Héraldique de France' onder redactie
van M. Louis de La Roque geeft ons daarvan de verÂ
klaring in een artitel getiteld: â??les princes d'Orange',
waarvan wij in het Septembernummer van dat blad
het slot aantreffen.
Hoewel wij Nederlanders natuurlijk ongaarne door
vreemdelingen den titel zien voeren van ons geliefd
vorstenhuis, zoo is het toch niet te ontkennen dat er voor
de aanspraken van de markiezen de Mailly op het prinsÂ
dom Oranje wel wat te zeggen valt, en dat in ieder
geval hun recht om den titel te voeren niet kan worden
betwist.
Het is een bekende zaak dat onze prins Willem I
en al zijne nakomelingen geen droppel bloed van de
oude prinsen van Oranje in de aderen hébben, daar hem
het prinsdom bij testament was nagelaten door zijn neef
René uit den tak van Nassau-Breda, meer bekend onder