103
104
â?¢-warren, want zooveel is zeker, dat de helm, of wat dat
dan ook voor een voorwerp mag wezen, zich boven
achter, en niet voor-onder bevindt. Liever zou ik zeggen:
een zilveren ooievaar wiens kop en hals gestoken is door
het geopend vizier van een zilveren met goud versierden
helm, welke helm hem dientengevolge in den nek hangt.
Of het bedoelde voorwerp werkelijk een helm moet voorÂ
stellen- zou ik echter zoo zeker niet durven zeggen.
Wij zijn hier eenigszins uitvoerig geweest over het geÂ
slacht Boelens alias Pouwels van der Does (Alb. Thym
of liever van Wieringen folio 2, spreekt van Hendrik
Paulsz heere van der Does) omdat we naar aanleiding
van grafzerken, die in kerk te Beverwijk gevonden worden,
nogmaals op dat geslacht moeten terugkomen.
SELEIJNS, of Selijns: doorsneden 1 in rood drie zilveren
palen, 2 in zwart, zeven breedarmige gouden kruisjes
geplaatst 3, 2, 1.
SNOECKE : in zilver 2 groene knoestige stokken (?) faas
gewijs boven elkaar geplaatst, vergezeld van 3 zwarte
sterren. (Vergelijk Rietstap A. G. II, 792 op Snoeck).
Evenwel dient hier opgemerkt te worden dat de hier beÂ
doelde persoon, wier kleindochter Van Bambeeck met den
heer Sautijn gehuwd was, nl. de vrouw van den ridder
Dirk Bas, op haar portret in het rijksmuseum (het bekende
familietafereel) een heel ander wapen voert nl. in blauw
een zilveren snoek.
SPEENHUIJSEN : gevierendeeld, 1 in rood drie gouden
pijlen, faasgewijs boven elkaar geplaatst, 2 in blauw een
gouden ster, 3 in goud een takje met drie klaverblaadjes
van groen, 4 in zilver twee naar elkaar toegewende zwarte
vleugels. (Zie Rietstap A. G. op Van Sprenghuyse.)
VAN DER STRATE: in blauw drie gouden achtpuntige
sterren waartusschen een staande wassende maan van
goud. (Zie Rietstap A. G. op Van der Straten.)
VELTERS : in groen drie omgekeerde tulpen van zilver.
DE VLAMING VAN OUDSHOORN : in roo d drie zilvere n
horens, met goud beslagen.
VAN DEE VOORDE : in blauw een zilveren keper, vergeÂ
zeld boven van twee gouden halve lelies (rechter- en linÂ
kerhelft) met de snede naar het midden, en beneden van
een kleine en daaronder een grootere wassende maan van
goud. Op het kwartierbord van Francois van Harencarspel
ontbreken de halve lelies, op dat van Helena v. H., zijn de
wassende manen van zilver
DE I.A VOSSE : Zie boven op De la Fosse.
VRIEND : in blauw drie zilveren eenden.
WACHMAN : in zilver een roode balk vergezeld van drie
zwarte eenden in het schildhoofd.
WEITIERS : het bekende gevierendeelde wapen der familie
Barckman-Wuytiers.
(Wordt vervolgd.)
Het geslacht Brandwijk van Blokland.
(Zie 1896 blz. 3, 1897 blz. 17, 144.)
Omtrent het artikel Brandwijk, voorkomende in het
.Maandblad van 1896 heb ik een paar aanvullingen, die
'hieronder volgen.
BI. 5. II. De hier genoemde Adriaan (zoon van Aert
Mathijsz) was gehuwd met Maria van Emmichoven,
dochter van Arent en Johanna van Hemert. Uit hun
huwelijk sproten:
1», Johanna, echtgenoote van Mr. Cornelis van Meeren
donck, overl. 17 Sept. 1671.
2». Cornelis, schepen van Hulst, overl. 1678, bij Elisabeth
Rees vader van:
a. Lambertus, officier der Cavalerie huwt Elisabeth
Pous, waaruit Maria en Elisabeth v. Brandwijk.
b. Matheus, ov. 8'Apr. 1682 huwt M. Ooms enz.
c. Adriaan, Schepen van Hulst, ov. 1693 huwt Anna
Maria van Kervel.
Hieruit:
1°. Maria.
2<>. Elisabeth.
3°. Cornelis v. Br., Kapitein huwt Elisabeth Mels.
Hun zoon Jacob v. Br. huwt 1736 Maria
Vreda van Blootenburg (dr. Daniël en Vreda
(Scholt).
3°. Aert, vader van Adriaan en Louis.
4°. Magdalena, huwt Adriaan de Haen.
5°. Frans, vader van Adriaan en van nog een kind.
BI. 5. Onderaan. Schout van Etten en Meeuwen, zal
moeten zijn: van Eethen en Meeuwen.
â?? 6. Catharina Coppit, wed. Sybrand Appelman,
was eene dochter van Jacob Spiegel, gend.
Coppit en van Oopje Hendriks. Hare zuster
Cornelia Coppit huwde eerst Jan Commelin,
daarna Pieter Brandwijk.
â?? 7. Jacomina van Baresteyn, lees Belia Stockmans.
â?? 8. Geertruid N. N., zal moeten zijn Geertruid
van Dueren.
â?? 9. Snoeck, zal moeten zijn Snouck.
â?? 10. Agatha van der Burg, lees van der Burch.
â?? 10. Uit het huwelijk van Gerard Brandwijk en
Emerentia Snels sproten:
lo. Agatha, ged. 12 Nov. 1727, ov. 1746.
'2o. Mr. Gerard, ged. 26, Oct. 1729.
3°. Emerentia, ged. 1730, ov. 1733.
4o. Geertruid, ged. 1733, ov. 1733.
5o. Jacob, ged. 1735, ov. 1737.
6°. Geertruid, geb. 1739 enz.
's Gravenhage, 12 Januari 1896.
C. J. POLVLIET.
Uit het kerkarchief van Ommeren. (1)
(Vervolg).
Predikanten.
De namen der eerste zes predikanten komen niet voor
in de oude â??kerkeboeken', maar zijn door Ds. J. Anspach
in 't archief der classis gevonden.
(1) In de lidmatenlijst van 1673 moet voor v. Winaelaer gelezen
worden: v. Vinselaer,
Ik heb de lidmaten opgegeven tot April 1800. Na dien tijd trekt
nog ééne aant. mijne aandacht. Op 6 April 1884 wordt tot lidmaat
der kerk bevestigd: Eduardus Antonius Levisse, geb. te 's HertogenÂ
bosch 30 Maart 1822, voormalig roomsen priester en rector der
kloosterschool te'Ravenstein, voor twee jaren daaruit ontvlucht en
nu te Kesteren wonende. Dadelijk wordt hem att. naar Kesteren
gegeven. 19 April 1890 komt hij weer hier, en wel met att. uit
Ecnteld. 1 Juli d. a. v. vertrekt hij met att. naar Kesteren, waar
verder niets meer van hem vernomen is.