De Nederlandsche Leeuw, jaargang 16 (1898)

3 4 te komen was op zich zelf reeds eene volmaakte opvoeding en om door hen onderwezen te worden Btond gelijk aan eene letterkundige opleiding in Rugby onder den ver­ maarden Arnold. De classicale en wetenschappelijke studiën aan de Academie waren in dien tijd meer uitgebreid en meer allesomvattend, dan aan de meeste der Colleges hier te lande. Mr. Pruyn stond bekend, volgens zijn vriend Meads, als een wetenschappelijk ijverig student, be­ minnelijk van karakter, streng van zeden en van een voorbeeldig gedrag. Hij was vermaard door zijne bijzondere kennis van mathematische en soortgelijke wetenschappen. Onmiddeljjk nadat hij de Academie verliet, ging hij op het kantoor van wijlen James King, die toen ter tijd een van de voornaamste rechtsgeleerden in Albany was, en â??Meester in de Kanselarij'. Mr. King was ook Regent van de Universiteit en werd Kanselier in 1839. Hij was een man van groote oprechtheid en van een uit­ muntend karakter, altoos vriendelijk en van uitgebreide kennis. Op dat kantoor leerde Mr. Pruyn die orde en stiptheid, welke hem gedurende zijn geheele levensloop kenmerkte. Hij werd Mr. Kings geheim secretaris en behield die positie nog eenige maanden nadat bij tot de Rechtbank werd toegelaten. Hij werd als Notaris tot het Hóóg-gerechtshof van de Staat New-York en als Procureur in het Hof van Kanselarij toegelaten den 13den January 1832. Het laatstgenoemde Hof benoemde hem tot Advokaat den 21sten Mei 1833, en het Hoog Gerechtshof den 17den January 1835. Toen hij nog op Mr. Kings kantoor was, stierf Mr. William James, 'Mr. Kings schoonvader, die een groot fortuin naliet. Het testament werd bestreden en het rechtsgeding, dat daaruit voortsproot, was een der moeie lijkste en belangrijkste die ooit in deze Staat behandeld werden. Het is onder de rechtsgeleerden bekend als eene van de oudste rechtsgedingen van groot aanbelang en beslissend voor de opvatting van de â??Herziene Wetten' in zooverre dezelve in bewaring gegeven goederen betrof. Ofschoon jong in jaren, werd Mr. Pruyn als Advokaat door eenige der belanghebbende partijen aangesteld en zoodoende verwierf hij zich een naam in zijn beroep en eene bekendheid met de wet voor in bewaring gegeven goederen, welke hem groot voordeel brachten in de be­ handeling van zaken die naderhand aan hem werden toevertrouwd. Ongeveer in dezen tijd (1833) associeerde hij zich met Mr. Henry H. Martin (welke ook leerling was geweest op het kantoor van Mr. King) in de behan­ deling van rechtszaken. en de benoeming van Mr. Pruyn was een bewijs van het groote vertrouwen dat in hem werd gesteld. Den 21sten February 1848 werd hij toegelaten als Rechtsgeleerde en Advokaat in het Hoog Geregtshof der Vereenigde Staten te 'Washington. Mr. Martin was Geheim-Secretaris van Gouverneur Marcy tot oDgeveer het jaar 1834 en behield voor zich het salaris aan die betrekking verbonden, terwijl Mr. Pruyn voor zich behield de verdiensten die hij verwierf in de behandeling der goederen van de nalatenschap van de familie James. De naam van de firma was Pruyn en Martin. Mr. Martin was een onvermoeide werker en Mr. Pruyn een advokaat die zeer gelukkig was in het bepleiten van zaken voor het Gerechtshof. Den 27sten Maart [?] werd hij door Gouverneur Marcy aangesteld als Examinator in de Regten en den lOden February 1836 verhief Gouverneur Marcy hem tot Meester in de Regten. Drie dagen daarna verkoos Kanselier Walworth hem als â??Meester voor Injunctien' voor het derde District, oene positie welke in rang volgde op die van Vice Jlanselier. Dit waren uiterst verantwoordelijke posities, De Bank van de stad Albany werd geïncorporeerd in 1834 met Erastus Corning als President en Mr. Watts Sherman (naderhand een voornaam Bankier in New-York) als Kassier. De firma Pruyn & Martin waren Advokaten voor de Bank. Mr. Pruyn werd een van de Directeuren van de Bank en werd naderhand Vice-President daarvan. Hij besteedde veel tijd in het bestudeeren van onder­ werpen die betrekking hadden tot het Bankwezen en Verzekeringen. Ten tijde van zijn dood was hij de oudste Directeur van de â??New-York Onderlinge Levens-Verzekering Maat­ schappij' en Directeur van de â??Onderlinge Waarborg Maatschappij', en gedurende de verscheidene tijdperken van zijn leven was bij verbonden aan verscheiden der voornaamste financieele en spoorweg-ondernemingen hier te lande. In 1851 toen Mr. Martin zich verbond aan de Bank van de stad Albany, vereenigde Mr. Pruyn zich, tot het behandelen van rechtszaken met den heer John H. Reynolds, een der schitterendste advokaten van dien tijd. Omtrent dezen tijd had een voorval plaats hetwelk getuigde van het bijzondere vertrouwen 'dat in Mr. Pruyn werd gesteld. Hermanus Bleecker (1) was een der voornaamste burgers van Albany en lid van het Congres gedurende den Oorlog van 1812, en gedurende de Administratie van President Martin van Buren, Notaris te 's Gravenhage. Hij stierf in 1849, en had gedurende zijn leven, daar hij ongehuwd was, het voornemen te kennen gegeven om zijn geheele fortuin, hetwelk omtrent $> 80 000.â?? bedroeg, en te dien dage als een aanzienlijk bedrag werd gerekend, aan de stad Albany voor het een of ander publiek nut na te laten. Toen hij in Holland was huwde hij echter zekere Mej. Menz de dochter van een ambtenaar te 's-Gravenhage. Zijn testament werd door zijn huwelijk niet veranderd, en werd door zijne vrouw die naderhand met hem in Albany woonde, bekrachtigd. Na zijn overlijden werd zijne vrouw uitsluitend eigenares van de nalatenschap, met dien verstande, dat, daar hij geene kinderen had, na haar dood, de stad Albany op de eene of andere wijze voor een publiek doel, daarvan in het bezit zoude geraken. Niet lang daarna huwde Mrs. Bleecker, met Henri Coster [Op 27 Juli 1873 overleed te Arnhem Hendrik â?¢ Coster oud 57 jaren geboren te Alkmaar zonder beroep echtgenoot van Cornelia Bastiana Mentz zoon van wijlen de echtelieden Hermanus Coster en Anna Elisabeth Blom] (2) uit Holland, welke deelende in haar oprecht karakter en edelmoedig oogmerk, met haar overeenkwam tot een totalen afstand van de eigendommen aan Mr. Pruyn, slechts een lijfrente voor zich en zijne vrouw voorbehou- (1) Te 'sGravenhage is op den 14 September 1842 gehuwd Mr. Harmanus Bleecker, oud 62 jaren, particulier, geboren en wonende te Albani in den Staat van Nieuw-York in de Vereenigde Staten van ÏToord-Amerika, zoon van Jacob Bleecker en van Elisabeth Wendell, beiden overleden, met Bastiana Cornelia Mentz, oud 28 jaren, particuliere, geboren te Alkmaar, wonende alhier, dochter van Dirk Mentz en van Immetje Keyser. EED. (2) Mededeeling van de Redactie.