De Nederlandsche Leeuw, jaargang 16 (1898)

119 120 Het wapen van van Oorschot vertoont een keper, ver­ gezeld boven van twee lelies, beneden van een gekroonden staanden zalm, naar links gekromd, alles van goud in een blauw veld, Lakeman voert gevierendeeld 1 en 4in zilver een blauwe leeuw, 2 en 3 in goud 5 zwarte ringen (gepl. 1 -+- 3 -f- 1). Een fraai glasraam met het wapen van Lakeman uit de kerk te Beverwijk afkomstig, be­ vindt zich op het archief te Haarlem. De wapens van Hasselaar, Hartsinck en de Marez (met de 5 rozen) kunnen bekend worden ondersteld. Solemne voert in blauw een gouden zon, Amya voert: gedeeld 1 in blauw een gouden lelie, 2 doorsneden a. in goud twee gekruiste zwarte houweelen, b. in goud een groene krans. Een volgend wapenbord vertoont het wapen van Oude werve, vergezeld van 16 kwartieren: Oudewerve Hoppers Zuitland Jongema Adrichem Piersma Suus Javinga Schiltmans Bertholff van Belven Neck Scriboni Oem Adingenalius van Aelst Oliviers Boeninc. De beschrijving dezer wapens zullen wij in het volgende nummer opnemen. De Latijnsche School te Zierikzee en hare rectoren van de eerste helft der XVIe eeuw tot 1880. (Vervolg van kolom 32). Na het korte rectoraat van n°. 14 werd aldra een opvolger gevonden in: 15. Johannes Schoonheyt, die 19 Juni 1681 door den Raad tot rector werd benoemd. Hij was geboren te Ham­ burg en werd 28 Juni 1682 met zijne twee zoontjes Adrianus en Antonius gratis poorter van Zierikzee. Ook staat hij bekend als advocaat voor den Hove van Holland. Veel belangrijks valt van zijn diensttijd alhier niet te vermelden en den 29 Mei 1710 verzocht hij wegens ouderdom zijn ontslag en pensioen. De Raad kende hem op 24 Juli d. a. v. eene gratificatie toe van Æ? 200 en voorts een jaargeld van hetzelfde bedrag, waarna hij Zierikzee verliet. De school was gedurende zijn dienst blijkbaar achter­ uitgegaan en dientengevolge werd reeds in 1702 besloten, bij het sterven van den conrector, geen nieuwen meer aan te stellen. Toen dan ook de titularis Maurits van Arenthorst op 12 September 1710 gepensioneerd werd, kwam geen opvolger in de plaats. Laatstgenoemde genoot zijn wekelijksch pensioen van 3^2 gulden nog tot 1719, toen hij op 7 December van dat jaar begraven werd. Behalve de twee bovengenoemde zoons won Johannes Schoonheyt bij zijne vrouw Geertruid Hoflandt nog te Zierikzee: Andreas Fredericus, gedoopt 27 Mei 1683, Johannes, gedoopt 1 October 1684 en Andreas, gedoopt 16 Februari 1687. Opvolger van Schoonheyt werd: 16. Petrus Pettenius, prseceptor te Middelburg, die door den Raad den 8 Juli 1710 benoemd werd op de volgende voorwaarden: een jaarlijksch tractement van Æ?500, 3 last turf, 4000 eiken blokken, 16 steen kaarsen, vrij huishuur, vrij accyns van wijn en bier van stadswege, eene jaarlijksche nieuwjaarsgift de f 60 niet te boven gaande en vrij transport zijner meubelen. Zevenentwintig jaren stond Pettenius aan het hoofd der Latijnsche school van Zierikzee, tot hij er 20 Augustus 1737 overleed en 26 Augustus d. a v. in,het koor der St.-Lievens Monsterkerk begraven werd. In 1727 werd hij verdacht van de leer van Pontiaan van Hattem te zijn toegedaan, omdat hij, volgens het door Ds. Immens van Eikerzee aangebrachte, zich op het landhuis der familie de Huybert bij Westenschouwen, genaamd â??Molenberg', in gezelschap van verscheidene heeren en vrienden, had uitgelaten dat de kerkelijke procedure tegen Dina Dane, de bekende aanhangster der bovengenoemde leer, eene â??vervloekte vervolging' was, terwijl verder werd aangehaald, dat hij de dwaalgronden van van Hattem bepleitte en nimmer de godsdienstoefe­ ningen bezocht. In de kerkeraadsvergadering van 14 Januari 1727 verdedigde onze rector zich en gaf te kennen, dat hij juist in gezelschappen de dwalingen van van Hattem be­ streed en dat hij het geweest was, die te Middelburg den beruchten Marinus Booms ontdekt had, dat hij, weliswaar, met Pontiahen omging, maar alleen uit burgerlijke be­ leefdheid of voor handelszaken en de godsdienstoefeningen, vroeger steeds naarstig door hem bezocht, niet meer kon bijwonen door de pijnlijke kwaal van het graveel, terwijl hij ten slotte aantoonde, dat Ds. Immens hem valschelijk had aangeklaagd. Het blijkt niet, dat de rector later meer over dit punt is lastig gevallen. Pettenius was den 6 Februari 1683 te Leiden geboren en huwde 1'. te Dreischor 24 Juli 1712 met Johanna Poortugael, weduwe van Maassluis, die 7 September 1734 te Zierikzee overleed. In tweede huwelijk verbond hij zich te Zierikzee 5 April 1737 met Margaretha Luijdens, j.d. van Amsterdam, die, na nog hertrouwd te zijn, den 7 April 1777 te Zierikzee begraven werd. Uit het le huwelijk werden te Zierikzee geboren: Maria Kornelia. gedoopt 10 Maart 1713 , Pieter, gedoopt 1 Juli 1714, Jacobus, gedoopt 21 April 1716 , Adriaan, gedoopt 11 Juli 1717 , Cornelia, gedoopt 9 Augustus 1718, begraven te Zierikzee 25 April 1719, en Cornelia, gedoopt 25 Mei 1721. Op 3 Mei 1718 en 11 Augustus 1721 werden kinderen van hem te Zierikzee begraven. In 2e huwelijk werd hem nog, na zijn dood, een zoon geboren, Johannes, die 19 Februari 1738 gedoopt, maar reeds 3 Maart d.a.v. begraven werd. Nadat den 20 September 1737 besloten was een opvolger van Pettenius te beroepen, kon 27 Januari 1738 in den Raad worden medegedeeld, dat men een geschikt persoon ge­ vonden had in 17. Johannes Euyssing, rector te Cuilenburg, die einde > Februari 1738 het beroep aannam en tegen Mei d. a. v. overkwam. Ook hem werd met 1739 de nieuwjaarsgift van £ 10 toegestaan, welk geschenk hij slechts eenmaal genoot, daar hij reeds 17 Augustus 1739 te Zierikzee overleed. Van dit overlijden werd in den Raad van 31 Augustus d. a. v. kennis gegeven en Burgemeesters en Scholarchen gemachtigd, naar een bekwaam opvolger om te zien. Eerst werd toen de rector Hoogeveen te Cuilenburg