15
16
hij met zijn nicht Hester Ruysch was hertrouwd (uit dit
2e huwelijk 4 kinderen, het eerste met S. van Reness e
was kinderloos). Of hij in de Beverwijk begraven werd
is mij onbekend. Zijn broeder Prederik Ruysch, heer
van den Engh, geh. met Maria van der Muelen, werd
in de Buurkerk te Utrecht begraven (1677) met zijn
8 kwartieren: Ruysch, Pieck, Lokeren, van der Heyden,
Egmond v. M., Grombach, Hoxwier, Holdinga.
Nu de heerlijkheid Meresteyn hier ter sprake is gekomen,
zullen wij terstond laten volgen wat er in de kerk te
Beverwijk over de vroegere en latere bezitters van dit
kasteel te vinden is.
III. EGMOND VAN MERESTEYN.
Er hangt tegen één van de pilaren een ruitvormig
bord, fraai beschilderd met het wapen van Egmond
(mannelijk schild), gebroken met eeu lambel, die thans
een doorzichtige grijs-zwarte kleur vertoont, zoodat de
kepers daar doorheen schemeren Oorspronkelijk zal die
lambel van blauw en zilver geschakeerd geweest zijn, geÂ
lijk veelal door de Egmond's van Meresteyn werd geÂ
voerd. Door den tijd zal het blauw en zilver zijn afgeÂ
sleten, misschien hebben de restaurateurs, die blijkbaar
verschillende andere borden onder handen gehad hebben,
geen raad geweten met deze nogal ingewikkelde kleurÂ
combinatie. De helm is gedekt met een vijfbladerige
gouden kroon, het helmteeken is een uitkomend hert
in natuurlijke kleur.
Waarschijnlijk behoort dit bord bij een grafsteen waarop
hetzelfde wapen is uitgehouwen (hier zijn de blokjes van
de schakeering van de barensteel nog zeer goed zichtÂ
baar) met het opschrift: â??Hier leit begraven Jonckheer
Albert van Egmond starf Anno 1595 de 5 Aprilis'.
Brouerius van Nideck, diein zijn â??Zegepralend Kenuemer
land', het huis Meresteyn besprekende, een overzicht van
het geslacht Egmond van Meresteyn geeft, vermeldt dezen
Albert als â??Kapitein binnen ter Goude in het jaer 1574' en
deelt mede dat hij kinderloos gehuwd was met Sara, bastaardÂ
dochter van Reinoud van Brederode, na zijn dood hertrouwd
met â??Amelis Uiteneng in de Beverwijk.'
Diens grafschrift luidt: â??Hier leit begraven Joncheer
Amelis uit den Enghe storf anno 1611 den 19 Aprilis'.
Daaronder een wapen, waarvan de schildfiguren niet meer te
herkennen zijn, maar wèl de gekroonde helm en het helmÂ
teeken: twee afgewende jachthooros met de mondstukken op
den helm. Hierbij behoort een fraai geschilderd en zeer goed
geconserveerd rouwbord (ruit), met geen andere inscriptie
dan â??Anno 1611' het wapen vertoont in zilver 3 roode
ruiten, gekroonde helm, dekkleeden rood en zilver, HelmÂ
teeken 2 afgewende gouden jachthoorns, beslagen van hetÂ
zelfde (ongesnoerd) met de mondstukken omlaag (vergelijk
Rietstap A.G. op Uiteneng, P. d'Utrecht). Men vindt een
kwartier opgave betreffende dit geslacht in Nav. 1880,
blz. 625.
De zooeven genoemde kapitein Albert van Egmond
was een zoon van Jan v. E. v. M. (Albert's zoon (1)
(1) De oude Albert v. Egmond had in 1496 Meresteyn gekocht van
zijn verren bloedverwant Otto van Egmond, ridder, heer van
Meresteyn en van Kenenburg (in Delfland). Hun beider takken stamden
af van twee zoons van Jan van Egmond, jongeren zoon van Gerrit
en Elisabeth van Strijen, die op het eind van de 13» «euw het kasteel
Meresteyn had gesticht.
ex Anna van Foreest), kastelein te Harlingen, uit diens
huwelijk met Amelia van Grombach, jongeren broeder van
Prederik -van Egmond van Meresteyn, één der verbonden
edelen, die te Brussel tegenwoordig was bij het overhandigen
van het verzoekschrift aan de Landvoogdes en uit wiens
huwelijk met een dochter van den president van het
Hof van Utrecht, Hector van Hoxwier, een zoon en
een dochter sproten. De zoon, Jan v. E. v. M., overleed
ongehuwd in 1599 slechts 33 jaren oud, met den Admiraal
Pieter van der Does op zee zijnde, en liet Meresteyn na
aan den oudsten zoon van zijn zuster Lucie, met name
Pieter Ruysch (zie boven), die het in de dagen der
binnenlandsche beroerten verwoeste kasteel als eeo
hoeve herbouwde, welke hij tot 1654 schijnt bewoond
te hebben, toen hij haar voor 40.000 guldens verkocht
aan Jeronimus Coymans, over wiens geslacht verder
zal worden gehandeld (1).
IV. COYMANS VAN MERESTEYN.
In de kerk te Beverwijk vindt men een dubbele zerk,
op de ééne helft staat bovenaan het monogram C. M. R.
(dooreengestrengeld) gedekt door een kroon en daaronder
de woorden Ostium Monumenti D. Coymans de Meresteyn.
Daarnaast, op de andere helft, het wapen : gedeeld, 1 drie
koeiekoppen (slechts aan zekere sporen te herkennen)
2 (waarschijnlijk heeft hier het wapen van
Raye gestaan), helmteeken een koeiekop en -hals, uitÂ
komend. Het wapen is omgeven door acht kwartieren,
de namen zijn nog goed leesbaar, maar de wapens
blijkbaar opzettelijk weggehouwen, gelijk te Beverwijk
met meer wapens is geschied, waarschijnlijk in de revolutieÂ
periode.
Die kwartieren zijn:
Coymans (3 koeiekoppen). Raye.
de Picquer. de Schot.
S. Pinette (2). Gras
Pruyn (3). De Anselme.
De inscriptie luidt: D. Hieronimo Coymans. D. de
Meresteyn etc. denato Bever XIII Aug. A«. MDC
LVIII Nee Non D. Mariae Raye conjugi suae carissimae
demortuae Bever VII Peb. A°. MDCLVI1L
(Wordt vervolgd)
(1) Het is ook mogelijk dat Brouerius van Nideck zich vergiste en
dat niet door Pieter Ruysch zelf, maar door diens erven Meresteyn
is verkocht. Immers, zooals wij bovenzagen, stierf hij 14 October 1654.
(2) Aldus heb ik het indertijd opgeteekend, gewoonlijk wordt dit
geslacht Spinelli genoemd. Het wapenschild van dit kwartier is gedekt
met een vijfbladerige kroon, terwijl de overige kwartierschilden onge-
j kroond zijn.
(3) In verband met de uitvoerige studiën in dit blad aan het geslacht
Pruyn gewijd, waarbij ook het echtpaar de Picquere â?? Pruyn met
hun kinderen en nakomelingen ter sprake kwamen (blz. 153 van jaarÂ
gang 1900) is het belangrijk er op te wijzen, dat de naam hier niet
Preunen is, zooals in de genealogiën van het geslacht Coymans pleegt
gelezen te worden, maar inderdaad Pruyn. De heer Pruyn noemt
dezen tak Pruynen.
INHOUD 190 1, ]V°. 1.
Tot lid zijn benoemd. â?? Het Genootschap is in ruil getreden. â??
Een album amicorum, door A. F. van Beurden. â?? Grafsteden in de
kerk te Beverwijk, door Mr. H. J. Koenen.
Gedrukt bij Gebrs. J. & H. van Langenhuysen te 's Gravenhage.