5
6
4. Suus: in blauw drie gouden heiblokken (evenzoo
Rietstap A. G., II, blz. 871: Suys, Hollande, Noble du
Saint Empire, 3 Avril 1719, met omgekeerde kleuren
Suys, Plandre, confirmation du titre de eomte du St Empire,
17 Octi 1742).
5. Schiltmans: in goud een blauwe dwarsbalk, beladen
met een zilveren visch en vergezeld van 15 zwarte
liggende blokjes, geplaatst 5 , 4 , 3 , 2, 1 (evenzoo
Rietstap A. G., Schiltmans, Dordrecht).
6. Neck: in rood drie zilveren lelies, de eerste geheel
bedekt door een vrijkwartier van zilver, beladen met
eeu zwarte zuil (vergelijk Rietstap A. G., van Neck,
Delft, volgens wien het vrijkwartier van goud en de
zuil rood is).
7. Oem: het bekende wapen van Oem van Wijngaerden,
met dit onderscheid dat de blokjes hier zwart in plaats
van groen zijn.
8. Olivers: in zilver 12 (Rietstap zegt 9) zwarte ruiten,
onderling aanstootend en rakend aan de schildranden
(vergelijk R. A. G. op Oliviers, Dordrecht).
9. Hoppers:'m blauw een pelikaan in zijn nest met jongen,
alles van goud (volgens Rietstap zijn de vogels van zilver,
het nest van. goud).
10. Jongema: gedeeld, 1 in goud eenzwarte halvedubbel
adelaar, uitgaande van de deellijn, 2 in goud drie zwarte
zespuntige sterren boven elkander (volgens Rietstap A. G.
zijn de kleuren van de linker-helft omgekeerd)
11. Piersma: gedeeld, 1 in goud een zwarte halve dubbel
adelaar, uitgaande van de deellijn, 2 doorsneden, a in
blauw een gouden ster, b in goud een zwarte ster
(evenzoo R. A. G.).
12. Jaringa: in blauw 2 sterren en een wassenaar, alles
van goud (volgens Rietstap A. G. zijn> de sterren van
zilver).
13. Bertholffvan Bélvcn: in zwart een klimmende eenhoorn
van goud (volgens Rietstap, blz. 185, voert Bertolff de
Belven, Aix la Chapelle, Pays de Liège, den eenhoorn
gezeten, en is deze van zilver met gouden hoorn , daarenÂ
tegen beschrijft Rietstap, blz. 160, het wapen van Belven,
Westphalie, geheel zooals het op het Beverwijksche
wapenbord voorkomt).
14. Scriboni: doorsneden, de bovenhelft rood, de benedenÂ
helft van zilver, beladen met drie zwarte figuren, welke elk
uit drie samen verbonden bladeren schijnen te bestaan,
met dien verstande dat telkens het middelste blad omlaag
is gericht en de beide andere zijwaarts (niet bij Rietstap).
15. Adingen alias van Aelst: in zwart drie gouden kepers
(niet bij Rietstap, ook niet op Edingen, noch op Van
Aelst).
16. Boeninc: doorsneden 1 in blauw een gouden ster, 2
licht-blauw (?) effen. Volgens Rietstap A. G., I, blz. 227,
is de benedenhelft van zilver, hij noemt het geslacht
Boeninx (Hollande).
Op wien het rouwbord betrekking heeft is niet geheel
duidelijk, in de genealogie van het geslacht van Oudewerve,
door Vorsterman van Oyen, gepubliceerd in het A. N.
Familieblad van 1894, komt wel de alliantie met Hoppers
voor, maar noch één van de kinderen uit die alliantie
gesproten, noch één van de ouders zelf overleed in het
jaar 1636. Waarschijnlijk heeft bedoeld echtpaar meer
kinderen gehad dan door den heer Van Oyen worden
opgegeven en is één van deze op het kasteel Adrichem,
een eindweegs ten Noorden van Beverwijk, den 7 Maart
1636 komen te overlijden. Genoemde schrijver vermeldt
slechts twee kinderen: een dochter Cornelia, die nog in
1644 in leven was en een zoon Antonis van Oudewerve,
genaamd van Burgh, heer van Burgh en van Adrichem,
overleden in 1649, geh. met Agatha van Hillegom, overÂ
leden na 1644 en begraven in de Beverwijk, volgens
genoemd artikel in het Familieblad, een dochter van
Egbert Joostenzoon van Hillegom en van SchiltÂ
mans. Daar Antonis1 grootmoeder ook eene Schiltmans
was zouden deze echtelieden dus onderling verwant zijn
geweest, dit is echter minder waarschijnlijk daar Agatha
van Hillegom de meid was van zijn zuster, die hij eerst
omstreeks 1641 heeft getrouwd (1) Door dit huwelijk
werd de buiten echt geboren zoon, die destijds reeds
volwassen was en in 1640 een aanzienlijk huwelijk had
gedaan, gewettigd. Deze zoon, sedert als jonker Frangois
en na zijns vaders dood als de heer van Adrichem bekend,
was een woest individu, wiens weinig stichtelijk aandenken
onlangs is verlevendigd door de publicatie van de briefÂ
wisseling der gebroeders Van der Goes (2). Hij was het
namelijk, die door zijn quasi-ridderhjke dronkemansstreken
den fiaagschen advocaat Van der Goes noodzaakte met
hem een tweegevecht aan te gaan, bij welke gelegenheid
deze zonder het te willen het ongeluk had den zooge
naamden edelman te doorsteken (26 Sept. 1653 in het
Haagsche Bosch).
Ik zeg â??zoogenaamden edelman'1, immers, zooals ook de
heer Gonnet heeft doen opmerken, was het geslacht waarÂ
uit de jonker van Adrichem van vaderszijde gesproten
was, volstrekt niet van adel. Wij hebben hier een duideÂ
lijk voorbeeld hoe de vererving van een adellijke beÂ
zitting door vrouwen op een geslacht, hetwelk niet tot den
adel behoorde, dikwijls ten gevolge had dat de verdere
bezitters ook tot den adel werden gerekend Wel beweert
de heer Van Oyen dat de eigenlijke naam van Coudewerve
was en dat de eerste leden van dit geslacht, hoewel met
het patronymicum Bloxsen aangeduid, heeren van CouÂ
dewerve waren, welke naam dan bij de verplaatsing uit
Zeeland naar Holland tot Van Oudewerve zou verbasterd
zijn, doch op de lijst van de Zeeuwsche edelen uit 1476,
voorkomend in de Ned Heraut 1885, blz 7, komen geen
adellijke heeren van Koudewerve voor. Het lijkt mij daarÂ
om waarschijnlijker dat Oudewerve een alias van de
familie Bloxsen was.
Anthonis Bloxsen genaamd Oudewerve, burgemeester
van Zierikzee in 1496, zoon van Hendrik Bloxsen,.geÂ
naamd Oudewerve, en van een jonkvrouw van Burgh,
moet echter van moederszijde aandeel gekregen hebben
in de Zeeuwsche heerlijkheid Burgh, vandaar dat zijn
kinderen, wier moeder tot het adellijk Zeeuwsch geslacht
van Zuydland behoorde, zich Bloxsen van Burgh schijnen
te hebben genoemd. Eén hunner, Mr. Lieven Bloxsen,
ambachtsheer in Burgh, burgemeester van Zierikzee,
bevestigde het aanzien van zijn geslacht door met Wilhel
mina van Adrichem, vrouwe van het kasteel Adrichem
in Kennemerland, in het huwelijk te treden, zijnde een
dochter van Arent van Adrichem en van Agatha PietersÂ
dochter Suys.
(1) Opmerkelijk is het dat een tweede dergelijk feit zich bijna een
eeuw later nogmaals met een lid der familie Van Adrichem heeft
voorgedaan. Zie de mededeeling van M. G. Wildeman in het A. N.
Familieblad 1892, blz. 191. Tot welken tak de daar bedoelde Adriaan
v. A. behoorde kan ik niet nagaan.
(2) Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes (1659â??1673),
uitgegeven door O J. Gonnet, in de Werken van het Historisch!
Genootschap, serie III, nummer 10 (1899).