De Nederlandsche Leeuw, jaargang 20 (1902)

X- MAANDBLAD VAN HET Genealogisch-heraldiek Genootschap â??De Nederlandsche Leeuw.' Dit blad verschijnt omstreeks het midden van elke maand en wordt alleen aan -de leden van het Genootschap gezonden Bijdragen en correspondentie betreffende de redactie en verzending van het Maand­ blad te richten aan den redacteur, Jhr. Mr. F. BEELAERTS VAN BLOKLAND, 62 Koninginnegracht, te '* Gravenhage. Aanvragen omexemplaren van vroeger ver­ schenen Maandbladen zijn te zenden aan den Heer J. C VAN DÃ?R MUELEN, 95 Groot hertoginnelaan, te 's Gravenhage. De redactie van het Maandblad wijst er nadrukkelijk op, strekking' of inhoud der onderteek Tot lid zijn benoemd: S. J. VA DUINEN ECGÃ?NE VREÃ?LS . Brieven, aanvragen enz., betreffende het Genootschap en de bibliotheek te richten aan den secretaris-bibliothecaris, J. C. GlJSBERTI HoDENPIJL VAN HODENPIJL, 12 Sophialaan, te 'sGravenhage. Contributiën enz., aan den penning­ meester C. F. GIJSBERTI HODENPIJL te Vrijenban bij Delft Leden te 's Gravenhage betalen per jaar Æ?10 00. Zij die buiten 'sGravenhage wonen Æ?6.00 dat zij niet aansprakelijk is voor' de en de stukken. IXLXe Jaargang-, 190^. . 41 â?¢ Kampstraat, Amersfoort. Nieuwenhagen, bij Schaesberg. Verbetering: H J. M. VAN DEN BERGH . . 2 Wilhelminastraat, Den Haag. Mr. W. F. HIDDINGH, .... 68 Parkstraat, Arnhem. Faniilie-aanteekenin^en van de geslachten Roon, Grave of Grez en Sintc-Guéricx. De volgende bladzijden 'bevatten aaoteekeningen, ten deele gehouden door Boudewijn van Roon, ridder, raad van Keizer Karei V en kanselier van Overijssel, ten deele door leden van zijne familie. Ze zijn geschreven op ver­ schillende quaternen papier 4° formaat, waarvan telkens 'de laatste bladzijden onbeschreven zijn, blijkbaar om de gelegenheid te laten om de aanteekeningen aan te vullen en te vervolgen Ter zijde van het geschrevene zijn op vele plaatsen aanteekeningen- gemaakt, terwijl er ook Tele wapens op zeer onbeholpen wijze zjjn bijgeteekend, bepaaldelijk ook bij de kwartierstaten, voor zoo ver de kleuren dier wapens daarbij zijn aangeduid geef ik er aan het slot der aanteekeningen de beschrijving van. â?¢ Die aanteekeningen zijn in zes deelen verdeeld. Het â?¢eerste bevat afschriften van eenige handvesten waarbij de heerlijkheid Roon en een stuk grond, groot zes morgen, in dat ambacht gelegen, aan de heeren van Roon in leen werd gegeven, dan eens door de Graven van Holland, dan weder door de Heeren van Arkel, hoe deze laatsten in betrekking tot Roon zijn gekomen, heb ik niet kunnen â?¢ontdekken: de leenregisters van Holland op het Rijks­ archief gaven mij daarin geen licht, terwijl een onder­ zoek welwillend voor mij ingesteld door den heer Preuyt, dijkgraaf 1s lands van Putten, in de archieven van dat Heemraadschap eveneens zonder goeden uitslag bleef. Eindelijk bevat het eerste deel nog een afschrift van een diploma door Karei V op 21 April 1556 aan Boudewijn van Roon verleend, waarbij hem de titel van Ridder gegeven wordt. Het 2d« deel bevat familie-aanteekeningen, beginnend in 1519 met de geboorte van Boudewijn, van Roon, zij zijn door hem voortgezet en bevatten o. a. zijn huwelijk met Ysabeau Claissone en de geboorte der kinderen uit dat huwelijk gesproten, met verdere bijzonderheden om­ trent familieleden van beide echtgenooten, 'zij vermelden ten siotfce 'zijn overlijden in 1578 en eindigen met liet jaar 1597. Het 3de deel bevat uitsluitend aanteekeningen omtrent het tweede huwelijk van Boudewijn pan Roon met Anna van Meeckeren, en de kinderen uit dien echt geboren. Het 4de deel geeft bijzonderheden omtrent de leden van het Brabantsche geslacht van Grave of Grez, door Raes van Grave geschreven. Het 54» deel bevat in hoofdzaak aanteekeningen om­ trent het geslacht Sinte Guêricx. In het 6de deel eindelijk worden allerlei aanwijzingen gegeven voor een schilderij, waarop de Heeren van Duive land (later van Roon) van 1199 af met hunne vrouwen en wapenschilden moesten worden afgebeeld, en eindigt met een aantal kwartierstaten. A° 1339. J. B. DE VAN DER SCHÃ?EREN. Ick, Willem, Grave van Hollant allen den ghenen die dese letteren sullen sien, saluit. Wij doen cond allen Luden, dat wij ghegheven hebben te Leen onsen lieven ende ghetrouwen Boudewijn, Henrix soon vaa Duvelant die helfte vanden Lande van Pendrecht, met thienden ende ambochten, streckende van den kerchove van Pendrecht toten ambocht van Cathendrecht, in dusteningher maniere, als dat Boudewijn voirsz ende sijn wittelicke erfnaem dit selve lant vrij besitten sullen mit thienden ende amboch­ ten ende mit ghyften des priesters vander Kercke, ende