283
284
20 December 1764.
Martinus Kleynis, van 's Bosch, extra-ordinair luitenant
der artillerie, met Lucretia Elizabeth Jansen, van Batavia,
weduwe van den ordinair luitenant der artillerie Gerrit
Beekraad.
( Wordt vervolgd).
BOEKBEOORDEELING.
Adelsarchief, Jaarboek voor den Nederlaiidschcn Adel,
Redacteur D. G. van Epen ('s-Gravenhageâ??Brussel,
1904). â?? Lang heeft de vierde jaargang van het AdelsÂ
archief op zich laten wachten Nu het boek voor ons
'ligt, maken wij er echter den heer van Epen geen verwijt
van, ons geduld op zoo lange proef te hebben gesteld.
De vierde jaargang toch overtreft in belangrijkheid en
degelijkheid van bewerking verre zijne voorgangers, welke
zich reeds zoo gunstig onderscheidden van het vroegere
Jaarboek van den Nederlandschen Adel.
Na eenige korte mededeelingen, betreffende den Hoogen
Raad van Adel, de Nederlandsche Adelsvereeniging, de
Ridderlijke Duitsche Orde (Balije van Utrecht), de herÂ
innering aan de verplichting voor hen dié tot den NederÂ
landschen adel behooren om jaarlijks van de in bun
geslacht voorgevallen mutatiën aan het Departement van
Justitie kennis te geven â?? hoevelen zouden die verÂ
plichting nakomen? â??, en de lijst van erkenningen,
verheffingen en inlijvingen sedert de opgave in AdelsÂ
archief 1902, worden slechts zes geslachten behandeld.
De volledige genealogie wordt gegeven van de geslachten
van den Brandeler, Nahuys (en van Nahuys), van Such
telen en van Zuylen van Nijevélt, het geslacht de Vos
van Steenwijk wordt behandeld van het jaar 1713 af,
en eindelijk worden eenige aanvullingen en verbeteringen
gegeven op de in Adelsarchief 1901 medegedeelde geneÂ
alogie Wittert.
Gelijk wij destijds bij de aankondiging van dat AdelsÂ
archief 1901 schreven, kwam de daarin opgenomen
genealogie Wittert ons in de oudere generatiën zeer weinig
betrouwbaar voor. Het verwondert ons dus niet, dat een
nader onderzoek de onjuistheid dier genealogie heeft
aangetoond. In plaats van Heer Jan Wittert in 1318 zal
nu voorshands Dirk Wittert, levende omstreeks het midden
der 16de eeuw, als de oudst bewezen stamvader, en
Delftshaven als de bakermat van dit geslacht moeten
worden vermeld. Opnieuw een bewijs, hoe men geheel te
goeder trouw verdichte genealogieën kan in het licht geven
door zonder nader onderzoek voor waar aan te nemen
wat de meestal zoo onbetrouwbare 17de en 18deeeuwsche
genealogisten aan naar voorvaders verlangende personen
hebben trachten diets te maken.
Zou het ras dezer genealogisten aan het uitsterven
zijn?. Wij durven het nauwelijks hopen, maar het voor
ons liggend boekwerk levert in elk geval het bewijs, dat
de heer van Epen tot dit ras niet behoort.
In de laatete jaren werd reeds hier en daar twijfel
uitgesproken omtrent hetgeen tot dusver met betrekking
tot den ouden adel der geslachten Nahuys en van Zuylen
van Nijevélt vrij algemeen als vaststaande was aangenomen.
Den heer van Epen komt de eer toe dien twijfel te hebben
opgeheven en daarvoor de zekerheid te hebben in de plaats
gesteld, dat beide geslachten, voor zoover althans uit
officieele bescheiden kan worden nagegaan, van burgerÂ
lijken oorsprong zijn en dat met voorbedachten rade getracht
is die door valsche opgaven te enten op stammen waarmede
zij niets te maken hadden.
Stuk voor stuk wordt de valschheid aangetoond van
de oorkonden en penningen welke de afstamming der
familie Nahuys uit het dynasten geslacht Horstmar-Ahaus
moesten bewijzen. Uit hetgeen thans bekend is blijkt, dat de
familie Nahuys niet alleen geheel ten onrechte in den NederÂ
landschen adel is ingelijfd, maar zelfs geen enkele redelijke
aanspraak kon doen gelden om in dien adel te worden
verheven. Stamvader is Christoffel van Nahuys die in het
begin der 17de eeuw te Utrecht leefde, zijne nakomeÂ
lingen hielden zich voornamelijk op in de Meyerij van
's Hertogenbosch, waar zij dorpsambten bekleedden.
Met de adellijke afkomst van het geslacht van Zuylen
van Nijevélt is het al niet beter gesteld. In Nederland's AdelsÂ
boek 1904 werd dan ook terecht dit Rotterdamsch regentenÂ
geslacht wel onderscheiden van het in de mannelijke lijn
uitgestorven oud-adellijke Geldersche geslacht van Zuylen
van Nijevélt. Als stamvader werd daar opgegeven Herman
van Zuylen van Nijevélt, die in de eerste helft der 17de
eeuw in den Haag woonde. De heer van Epen is er
thans in geslaagd de genealogie hooger op te voeren en
wel tot Hermans overgrootvader, Gerrit Nijevélt, wiens
kleinzoon Gijsbert Nijevélt in 1603 te Zwolle trouwde
met Barbara de Greve, eerst Herman, die advocaat in
den Haag was, nam den naam van Zuylen aan.
Van veel studie getuigen ook de stamboomen van den
Brandeler en van Suchtelen. Eerstgenoemd, uit Breda
afkomstig geslacht neemt zijnen oorsprong van zekeren
Hendrik Huybrechtsz., die in de eerste helft der 15de
eeuw leefde, zijne nakomelingen noemden zich Huybrechts
of van Emelenberge, totdat in het begin der 17de eeuw
Roelant Huybrechts den naam van den Brandelaer aannam.
De oudst bekende stamvader der familie van
Suchtelen is Arend ter Stege van Suchtelen, handelaar
op Noorwegen, die in 1551 het burgerschap van Deventer
verkreeg. Een in Rusland levende tak van dit geslacht,
afstammende van Jan Pieter van Suchtelen, die in 1783
als kapitein-ingenieur in Russischen dienst ging, verkreeg
in 1822 den graventitel, deze tak is echter, althans in
de mannelijke lijn, uitgestorven. Zoowel de Russische tak
als verschillende takken welke niet in den adelstand zijn
verheven, worden nevens de adellijke Nederlandsche
takken uitvoerig behandeld.
Wanneer wij mededeelen, dat de fragment-genealogie
de Vos van Steenwijk yan de hand is van ons geacht
medelid Jhr. H. H. Röell, dan behoeft over de nauwkeurigÂ
heid en volledigheid van dit gedeelte van het werk niets
meer gezegd te worden.
Wat ons bijzonder trof in dezen jaargang van het
Adelsarchief is de wijze van bewerking van de stamÂ
boomen Nahuys en van Zuylen van Nijevélt. Eene groote
ruimte is daarbij verleend aan biographische mededeeÂ
lingen omtrent de behandelde personen. Wij kunnen er
niet genoeg op aandringen, dat dit voorbeeld navolging
moge vinden. Zoo opgevat geeft de genealogie werkelijk
de geschiedenis van een geslacht, het is niet meer eene
dorre reeks van jaartallen en ambten, maar de behandelde
personen krijgen reliëf en gaan voor ons leven. Gebroken
is ook met het systeem om zorgvuldig te verzwijgen al
wat aan den werkelijken of vermeenden luister van het
geslacht zou kunnen afbreuk doen. Ook de min aanzienlijke
betrekkingen en beroepen worden vermeld. Voor zoover