177
178
met Claire Flavie de Chauviyny de Plot, geboren te BaÂ
tavia in 1811, aldaar overleden 16 Mei 1845, dochter van
Eelix de Chauvigny de Blot en van Cornelia Julia van
Stralendorff.
Hunne 6 kinderen volgen sub Ybis.
IVbis.
(Kinderen van Jacobus Theodorus Reijnst (Illbis, 2)
en van Maria Petroneïla Smith).
1. Jan Jacob Reijnst, geboren in 1784, ongehuwd overÂ
leden te Batavia 10 Mei 1820 (38).
J. J. Reijns t opgevoe d in Nederland , clu'ken s het tes Â
tamen t van zijn vade r van 31 Aug. 1799, waa r bij op
dat tijdstip nog was, wer d onderkoopma n der O. I. C,
1804, onderkoopma n buiten emplooi , 1806â??1811 , zonde r
beroe p wonend e te Semarang , 1806 â?? 09, te Soerabaja ,
1813â??1817 . Erfd e van zpn vade r in Jan. 1817 de lande n
Djasinga , Bolan g en Tjoeroekbitong , op wel k eerstge Â
noem d land hij seder t 1818 woonde , in 1819 zijn die
landen , vermoedelij k wegen s schulde n verkoch t (39), zes
maande n later overlee d hij.
Twe e maande n na zijn s vader s doo d op 27 Maart 1817
testeerd e hij te Batavi a en benoem t bij gebrek e van
ad- en descendente n tot universeel e erfgenaa m â??zjj n
geadopteerd e dochte r Charlotte' , hieruit blijkt, dat hij
toen één der 8 natuurlijke kindere n van zyn vade r
(het 3e) als kind had geadopteerd . (Zie verde r sub I Vier, 4)
Drie maande n na zijn s vader s doo d in April 1817
adopteerd e hij de 3 jongste n der 8 natuurlijke kindere n
zijns vaders , vermoedelij k omda t zijn vade r verzuim d
had die te erkenne n en te laten doope n en zij op die
wijz e toc h den naa m Reijns t kregen , mede-erfgename n
in hun s vader s boede l als zjj waren . (Zie voort s sub
IYter, 6, 7 en 8). Hij wer d daardoo r de vade r zijne r
halfbroeder s en- zusters .
2. Cornelis Hendrik Reijnst, geboren te Batavia 17
â?¢ 'Augustus- -1785, -aldaar gedooptK124j-Augustus d a v.,,
begraven te Batavia 7 Juli 1790.
( Wordt vervolgd.)
(38) Javasche Courant: â??Overleden op den 10 Mei 1S20, de heer Jan
Jacob Reijnst, in den ouderdom van 35 jaren.'
rJ. J. Vogelaar ) testamentaire
J. F. Leps 1 executeuren
A. Fetmenger ) geassumeerde
B I executeur.
'Wie A. Fetmenger was, zie IV^er 4.
(39) Ofschoon hij 2 jaar te voren de helft van de nalatenschap had
ontvangen, moesten toen reeds de landen, die hij geërfd had, verKocht
worden , de hem betreffende annoncen in Java Gouv. Gazetten en BataÂ
viasche Couranten, volgen hieronder, zij duiden genoegzaam aan,
dat hij voortdurend in de schulden stak.
Java Gouv. Gazette van 6 Februari 1813. â??Alle degeene welke
â??eenige pretentie vermeene te hebben op den zich te Sourabaya beÂ
vindende Heer Johan Jacob Reijnst, gelieve daarvan opgaven te
â??doen binnen den tijd van Een maand, gerekend van den 6de February
â??tot den 6de Maart aanstaande ten Kantore van den Notaris Mr.
â??Jan Burger. '
Bataviasche Courant, 6 Augustus 1818. â??Jan Jacob Reijnst, voor
â??nemens zijnde zich naar zijn Land-goed Jassinga te begeven, om
â??aldaar permanent te verblijven, en tot zijn gemachtigdens hebÂ
bende benoemd, de heeren Mr Jan 'Willem Daniël de Jong en
â??Johannes Frederikus Leps jr, geeft hiervan mits dezen de noodige
â??kennis aan elk en een iegelijk, tevens dat geene nakoopen en rekeÂ
ningen, pretentiën of andere schuldbewijzen hoe ook genaamd, schoon
â??door hem gepasserd of onderteekend valabel zullen zijn of betaling
â??op zullen geschieden, tenzij door voornoemde heeren voor gezien
â??geteekend '
Bataviasche Courants 22 Mei 1819. â??In den loop van de volgende
â??maand juny zullen worden verkocht, de landen Bolang en Tjoeroek-
vbiton, toebehorende aan den heer J. J. Reijnst, informatie bij den
â??heer Leps, in de binnen Nieuwpoortstraat.'
Bataviasche Courant, IJ September 1819, rIn october aanstaande,
â??zullen Heeren Vendumeesteren, publiek verkoopen voor rekening
â??van den Heer J. J. Reijnst, de landen Jassinga, Bolang en Joeroek
â??biton. De dag zal nader worden bepaald. De conditiën zijn te bezien
â??ten vendukantoore, ook bij Leps in de stad.'
Mutueel testament van Jasper van Kinschot en zijn
huisvrouw Josina Pyll, dd. 's Gravenhage
XVIII Juli 1601.
In den name des Vaders des soons en(de) des heylighen
geest, Godt den heere die alles geschapen en(de) deur
zyne onbedeukelycke wysheyt en(de) goedicheyt zynen
eenighen sone Christum Jhesum onsen heere (tonser aller
versoeninghe en de) verlossinghe ter salicheyt) met den
cruyce laeten lyden heeft, Sey lofFprijs eere en(de) dauck
baerheyt, Wij Jasp(er) van Kinschot en(de) Jozyne Pyll
geëchte man en(de) wyff, overdenckende dat wy nu in het
dryendetwintichste jaer in den heyligen staet des houwelyxc,
lieffelycken verhertucht, en(de) derthien kinderen tsamen
geprocreert hebben gehadt, Ende binnen den selven tyt
vele oorsaecken hebben gehadt, de menschelycke zwacheyt
te bedencken en(de) ons getrouwe genoet en(de) gonste
tot malcanderen tot den ende vand(it) leven dat den heere
Godt believen sal ons beyder en(de) de lancxtlevende te
v(er)gunnen, met alle goede affectie te bethoonen hebben
tsamentlyck en (de) elck van ons besondere geordonneert
en(de) ordonneren by desen onsen vuytersten will, testament
en(de) dispositie, hoe dat wy v(er)staen willen begheren
en(de) ordonneren, dat nae onsen tytlyckan lichamelycken
offganck met den goed(e)r(en) die ons de here Godt in dese
werelt belieft heeft te verleenen gaen sal. In den iersten
is onse meyninghe will en(de) ordon(n)antie dat de lancxtÂ
levende van ons beyden in vollen eygendom sal hebben
en(de) behouden, onse geheele huyzinge, hoff en(de) alle
zyne toebehoirten van achter tot voir, daer wy jegenwoer
del(yck) inne woenen, en(de) dwelck by ons in de voerÂ
leden) jare van xvic voer den meestendeel is vernyewt
en(de) tot grooten coste gebouwt, gestaen alhyer in s Gra
venhaghe opde Vyverberch om d(aer)mede zynen of heuren
vryen wille te doen, soe verre hen zulcx belieft, op den
last van(de) onbetaelde payen en(de) de r(e)nten d(aer)oppe
staende, ende sal de lancxtlevende voorts mede zyn en(de)
blyven iu t'volle gebruyck en(de) dispositie van alle onse
andere huyzen, goeden, roerende en(de) onroerende gereede
en(de) ongereede, meublen, juweelen, gerede penninghen
actiën en(de) er(e)diten, soe die moghen zyn egheene van
dien vuytgesondert en(de) soe d'ierste afflyvighe van ons
beyden, deselve metter doot ruymen sal, om deselve bey
de lanxtlevende beseten, gebruyckt genoten en(de) geprouf
fiteert te worden als sine eygene goed(e)reu en(de) gelyck
hem dat sal believen op de last van middelertyt onse
weerde lieve kinderen, zoe lange zy hen wel en(de) eerlyck
draghen sullen, eerlycken nae onsen staet op te trecken
gader te slagen, te voorderen ten houwelycke te besteden,
te doteren ende d(ae)r mede voorts te doen gelyck wy des
op malcanderen een goet eerlyck en(de) volcomen verÂ
trouwen hebben, sonder dat wy verstaen, dat de voirs(egde)
goederen off eenige van dien hoe die moghen zyn, sullen
staeu ter kennisse oft dispositie van eenige magistraten,
weescameren oft andere particuliere vruenden oft maghen,
maer sal de lancxtlevende daermede doen nae zyn goet
believen sonder in eenigen staet, inventaris reckeninghe
bewys oft reliqua gehouden te zyne, willende voorts mer
gesamentl(ick) en(de) elck van ons int besonder dat de
lancxtlevende van ons beyden volcomen macht en(de)
auctoriteyt sal hebben en(de) behouden, om tusschen onsen
voorn, kinderen eenighe andere oft voordere scheydinge
en(de) deylinghe tè maeken als hyer nae volght, ende
elcken van(de) selven da(e)rby zulcken goederen toe te