47 48
de Geldersche geslachten Van Roeclum, Witten, Schrassert
e. a. komt voor het verhaal eener erfeniskwestie tusschen
de families Bentinch en Bijtesel. .
Op de bladzijde voorafgaande aan den tekst zijn de
gekleurde wapens geplaatst van â??Henrick Bentinck op
den Leuwenburgh, Drost van Veluwen, Rigter van
Arenhem en Veluwensoom' en van â??juffer Ermgart
van den Anxtel 1), Syn EdelGeb. twede Huysvrou. Het
wapen Bentinck vertoont in vier kwartieren: 1- in
blauw het zilveren ankerkruis, 2 in zwart een zilveren
staande lanspunt, 3 schuingevierendeeld van zilver en
rood, 4 in 'goud een dubbele adelaar van zwart. Het
' wapen Van den Anxtel, eveneens gekwartilleerd, verÂ
toont in 1'in rood een zilveren ankerkruis, 2 in goud
een zwart hartschild omgeven door 8 roode merletten,
3 in goud een halve ezel van zwart, in den bek een
distel met 2 bloemen, 4 in rood een zilveren faas,
boven vergezeld van 3 rozen van zilver.
In margine van de tekst staat ergens: â??Met de hant
van Reyner Schrassert.' Deze Dr. Beyner Schrassert,
zoon van Otto Schrassert en juffer Elberta van Steenier
en geboren 23 Mei 1584 â??als de ouders tot Amersfoort
gevlught waeren', trouwde 3 Febr. 1613 in de Broere
kerk te Arnhem met juffer Megtelt Schaeff, dochter
van wijlen Hopman Hans Schaef (in leven gouverneur
van Rijnberck en daar 29 Sept. 1598 aan de pest
overleden). De moeder der bruid was Clementia dochter
van den drost Benric Bentinck en van Ermgart van
den Anxtel, met wie Schaef 18 April 1587 was getrouwd.
Uit dat huwelijk was op â??Vrijdagh voor Middenvasten
1592 Megtelt Schaef geboren, volgens aanteekening
â??met de eijgen handt van salige Hopman Schaef agter
den Biebel van Marten Luyter.'
Zij was dus een kleindochter, haar man Dr. Beyner
Schrassert een aangehuwde 'kleinzoon van Henric BenÂ
tinck van wien straks sprake is Clementia Schaef herÂ
trouwde met Ritmeester Abraham Panny, uit welk tweede
huwelijk in 1604 â??des Vrijdaghs quatertemper in de
Vasten' een dochtertje geboren werd, Ermgart. De
moeder overleed kort daarop, 10 Nov. 1604 en â??leyt
met haer man tot Arenhem in de moederkarcke (Broere
kerk ?) b egra even.'
Thans volge het verhaal uit het handschrift. De
pagineering is aangegeven met ('), (2), en (4). Op
bladzijde 3 staat het genealogisch overzicht.
(') Aengaende de family der Bijteeles (Bijtesels).
Philips van Bijtesel heeft naegelaeten vier stamhuysen.
Eerstelijck op 't principale huys genaemt Eesenbagh
woont Coenraat van Bietesel en daertoe gehoren vier
en veertigh dorpen waervan Coenraat Rijtesel negen
dorpen is gebruijckende en syn vrye erfgoederen die
op dogteren mogen erven.
graven leen: als sij sustineeren, dan daer nae moet
men beter vernemen.
Nogh een huys genoemt Stockhuysen, nogh insgelijx
een genoemt Luytenbach: mede bij Coenraet van Rijtsesel
en den sijnen gëbruyckt: daer toe een steetje behoort:
genoemt als 't voorseyde huys, welk huys en steetie
in pantschap genomen is bij die van Rijtesel van den
Abt van Volla en daer op geleyt een goede sonime
penningen welke penningen ook deylbaer syn.
Nogh eene behuysingh genoem Lodowigseck (in marÂ
gine: anders Lubbenseck) en ongeveer een ofte twe
mijlen van Boetenbagh ofte Rottenburg heeft tegens
woordigh Coenraat Rijtesels broeder genaemt Jurrien
Rijtesel, deselve is sonder lijfserven gestorven, doe ist
huys en goederen geerft op Coenraet Rijtesel: en soo
men verstaet ist selve goet en huys een Hessens land-
(In margine:- Hier onder stont met een andere hant:)
Anno 1548 den 22 Februarij schrijft Henrick Bentinck
aen sijn broeder Willem Bentinck dat Lucas is geweest
bij onsen swager Johan Rijtesel de welke de broeder is
van Jurrien Rijtesel toe Lodowichsecke en heeft veel
met hem gesprooken en heeft Lucas goet cier gemaeckt
en bekend dat hen bijden Erfgoederen aengestorven
sijn: insgelijx dat salige Harmen Rijtesel dewelke in
Vranckrijck is doot gebleven hem wel geseght hadde
dat de goederen hem aengestorven waeren daer nogh
om gedaen wolde werden van etlijcke van adel in
Neerlandt. Hadde ock geseyt soo de broeders van
Bentinck goet bescheyt en bewijs uytbrengen konden,
daer toe nader te sijn als sijluyden, wolde .sich alsdan
der gebruike (?) gerecht (?) holden en doen wat reght
weer, sij werde des reghts nich meer ontwassen als
wijrluyden.
(2) (In mergine: Met de hant van Reijner Schrassert).
Casus schijnt dese te wesen. Dat Philips Rijtesel in
sijn leven als men verstaet erfmarchschalk des lands
van Hessen dewelke is getrout aen Juffr. Iburgh van
Holttorp, woonagtigh int lant van Guligh, gelijck ick
van mijn grootvaeder van deselve egteluijden noch
besegelde brij ven gehadt hebbe, de ene beginnende:
Wir Philips Reydesel und Yburg syn huysvrou eijndigende
geboren (lees: gegeven) int jaer onses heren 1492 auf
den H. Eschsdach, den anderen beginnende: Ick Pieter
van Buckel doe kont sooals de voorseyde Philips van
Rijtesel: eyndigende: aldus gegeven in den jaere onses
Heren 1492 op den dagh invocavit in de vasten, welke
brij ven salige Henrick en Wiïhem Bentinck van hare
nigt Margarita vanBerensauw wed. van Hal zu Disternier
en hare suster Catharina van Efferen genaemt Hal zu
Mutsenrat, hebben bekomen op den 22 Februarij 1583
onder belofte van de selve brijven haer weder te geven
en soo sij in 't landt van Hessen ijts kosten wijtrigten
haer souden mededeylen, doch naderhant heeft de selve
Catarina van Hal voors*. coram Notario daervan gere
nuntieerd A° 1583 en nogh in de oosten willen contriÂ
bueren , nogh vant gene sy winnen ijts genieten.
Die voerseyde Phitips Rijtesel en Yburgh hebben
tsamen geprocreeert een soon, soo men meent Harmen
Rijteesel en een Dogter Canda van Rijdesel en syn
alsoo samen int land van Gulick gekomen met den
Ceurvorst van Cuelen die te voren landgraef van Hessen
was: circa annum 1490 en aldaer gewoont op des
voorseyde Iburgs oude woninge.
Canda van Rijtesel is aldaer getrout aan JR Carstyen
van den Anxtel bij welke sy geprocreeert heeft een
soon gen* Marien van den Anxtel en een dogter MarÂ
garita van den Anxtel: midlerwijl de voorseyde Marten
Rijdesel broeder van de voors. Carda van Rijdesel sigh
syne vaderlijke goederen int land van Hessen heeft
bescreyt (?) en alsoo deselve endelijck sonder egte ge-
!) D'Ablaing van Giessenburg in zijn â??Ridderschap van Veluwe'
bi. 71, noemt haar Ermgard van Amstel, dr. van Marten, en Elisabeth
van Wisch. RED.