De Nederlandsche Leeuw, jaargang 29 (1911)

111 112 stad Delft, zoomede aan de geschriften van Mr Willem â?¢van der Lely en een werkje van Mr. H. A. A. van Berckel ontleend. Welwillend is mij door Delft's archivaris Mr. L. G. N. Bouricius toegang tot het archief ver­ leend, waarvoor ik ZEd.Gestr. bij dezen mijn hartelijken dank betuig. In de Zuid- zoowel als in de Noord-Nederlanden schijnt in de 16° eeuw, de armenverzorging, de groote armoede en de gevolgen van dien, de bedelarij en landlooperij aan de overheid veel zorg te hebben gegeven. Yperen in Vlannderen, een stad destijds van veel importantie â?? zij had + 200.000 inwoners â?? schijnt nog meer dan andere groote steden gebukt te zijn ge­ gaan onder den druk van een ondragelijk pauperisme. In eene toen nog nieuwe theorie van centralisatie van armenzorg meende de Vroedschap van Yperen het aangewezen redmiddel te zien, gebaseerd op de twee volgende stellingen: 1. De stad mag het bedelen enz. beletten, mits zij zorge dat niemand van gebrek omkome. 2. Vreemde behoeftigen mag men weren, mits men zijn eigene onderhoude. De stedelijke bewindslieden van Yperen meenden tot meerdere gerustheid van hun geweten, die gewichtige vraagpunten van maatschappelijk recht aan de beslissing te moeten onderwerwerpen van de in geheel Europa beroemde faculteit der Sorbonne te Parijs, welke be­ slissing gunstig luidde voor het ontwerp van den â?¢ Yperschen Magestraat. Terstond daarop, werd de â??Ge meene Borsse' aldaar opgericht en de uitkomst daar­ door verkregen schijnt zulk een gunstigen indruk op Keizer Karei V te hebben gemaakt, dat hij op het voorbeeld daarvan voor heel de Nederlanden bij Placcaat aanbeval, wat te Yperen door den stedelijken magestraat was tot stand gebracht. Bedoeld placcaat werd den 7en October 1531 te Brussel gegeven en schijnt de grondslag te zijn geweest, waarop de Camer van Charitate te Delft werd opgericht in 1597. Bij mijn onderzoek en raadpleging der diverse be­ scheiden over de Camer van Charitate, is mij gebleken , dat Mr. H. A. A. van Berckel in zijn bovengenoemd geschrift, ten onrechte beweerd heeft, dat zij den 26en Juli 1572 werd opgericht. Eertijds was de armenzorg te Delft in handen van Heilige Geestmeesteren, doch toen in 1571â??72 de Her­ vorming met kracht baan brak, ging zij te Delft over aan de diaconen der Hervormde Kerk. Dit gebeurde in 1572. Verschillende richtingen op godsdienstig gebied deden natuurlijk een geheel anderen toestand geboren worden ten opzichte der Stedelijke Armenzorg en dit ten volle beseffende heeft de Delftsche vroedschap naar het voor­ beeld blijkbaar van Yperen, met kracht het heft zelf in handen genomen en de Camer van Charitate ingesteld. Der Hervormde Kerk liet zij in zooverre mede zeggingsschap, dat zij uit bestuurderen eenige leden als regenten in de Camer committeerde. Van 1597 af aan was dus de Camer van Charitate ,het stedelijk hoofdbestuur van Armenverzorging enz. geworden. Delft is met de toepassing van centralisatie van armenverzorging onder de Hollandsche steden echter â??eenig' gebleven, in al de andere steden huldigde men het systeem van decentralisatie, de wenken van Keizer Karei V in zijn placcaat gegeven niet tellende, wellicht onder den invloed der Hervormingsideeën. De stad nam de armenverzorging en de regeling van een en ander op zich, doch daar burgemeesters en schepenen in eene toen zoo belangrijke stad als Delft, waarschijnlijk te veel te doen hadden om er zich naar behooi'en van te kwijten, droeg men haar op aan mees­ teren van Charitate. De â??Camer' was dus een onderdeel der stedelijke regeering, wat uit de volgende artikelen blijkt en had, daar de armen en een groot gedeelte der weezen van alle gezindten mede door haar verzorgd wei'den, niets met eenig Kerkelijk Genootschap uit te staan. Ook stonden onder haar beheer het Leprooshuis en de stadsscholen. Dat zij eene stedelijke instelling was blijkt mede uit het bekende werk van â??van Bleiswijck' waar hij op bladz. 513 spreekt van â??de groote aangelegenheyt van de goede directie van het Collegie van charitate over de universeele armen van de gantsche stad en dat bewijst ons nader het door hem op diezelfde bladzijde aangehaald zegel van dat College met het randschrift: â??Zegel van de Camer der Charitate, van den Baad ende 't volck van Delft'. In het kort volgen hier de artikelen: Art. 1â??3. Niemand mag bedelen zonder consent van de Camer van Charitate, die de uren daarvoor bepaalt. De bedelaars moeten op den linkerschouder het stadswapen dragen. Niemand mag voor anderen bedelen dan alleen voor kraamvrouwen of ge­ vangenen , behoudens toestemming van Meesteren van Charitate. Art. 4â??11. Ende opdat de regte armen â??daer men van Godswege ingehouden is, te beter worden voor­ zien', werden er strenge bepalingen gemaakt tegen vreemde behoeftigen, die zonder consent van de Camer van Charitate, op zwaren straf niet in de stad mochten komen (in enkele gevallen werden zij voor 24 uren in den bajert van het gasthuis geherbex-gd). Art. 12â??21. Geen werkbaas mocht kinderen in dienst nemen, dan op contract met Charitaatmeesters. Art. 24â??25 spreken van den â??Gezworen Roedrager of Kamerbewaarder van de Camer van Charitate die de bevoegdheid had om iedereen â??wie dan ook' voor de Camer te. dagvaarden en wie wegbleef ver­ beurde eene boete terwijl tegen het beleedigon van Charitaatmeesters of van hunne bedienden als â??leden der Begeering, zooals zij zijn' geen mindere straf bedreigd werd dan arbitraire Correctie. Men ziet dat de Delftsche Magestraat ruimschoots gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid aan de â??Officieren ende Wethouders en gecommitteerden' tot het werk van Charitate â??ende elkx van hen respective lyk ter plaetse van hun bewind''1 verleend om 's Keizers Ordonnantie te suppleeren met nieuwe statuten. Chari­ taatmeesters â?? staat er verder â?? zijn bekleed met het onbepaaldst gezag tegenover de behoeftigen en alle diegenen die maar eenigermate met behoeftigen in aan­ raking komen zijn aan hen onderworpen. Slaan we de â??Besolutiën der Stedelijke Begeering' op,