De Nederlandsche Leeuw, jaargang 31 (1913)

49 adelaar voor, wanneer zij aan verschillende eischen voldoen, als, wat den eersten betreft van sabel zijn, gebekt, gepoot en gekroond van goud, met een konings­ kroon , elke vleugel beladen met een half cirkelvormige streep van goud, eindigend in een klaverblad en op een veld van zilver voorkomen. Wat den tweeden betreft, moet hij zijn van sabel, gebekt, getongd en gepoot van keel, gekroond (een of beide koppen) met de keizerskroon, elke kop voorzien van een aureool van goud, alles op een veld van goud. Er bestaan ook geknotte adelaartjes welke, voor zoover bekend, alleen in het wapen van het beroemde geslacht de Montmorency voorkomen en bek noch pooten hebben. De Arend het zinnebeeld van kracht en heerschappij, in zijn natuurlijke gedaante en kleur, komt weinig voor en wordt meestal van terzijde voorgesteld doch evenals in het Keizerlijk Franscbe wapen, ook front naar voren makend. (Arnts, d'Aulnis de Bourouill, (2 toegewende), Ermerins (opvliegend), de Coningh e. a.). Nog zeldzamer zijn Zeearenden en Gieren waaromtrent niets meer te melden valt, dan dat zij eigenlijk varianten zijn van den voorgaanden roofvogel. De Duif, het zinnebeeld van reinheid en vredelievend­ heid (fig.) heeft haar gewonen vorm met gesloten vlucht. Dikwijls ook opvliegend of omlaagvliegend met een olijf- of -palmtakje in den bek, of een druiventros in de pooten (Nierstrasz, Stad Thiene, Lombardije), is zij van zilver of natuurlijke kleur, snavel en pooten van keel (Bierens, Coster, Martini Buys, Reenen, Verheyen, Couperus, Blankenheym, Duyvis, Spoor e. a.). De Eend (fig.) wordt op gewone wijze afgebeeld en komt meest als eendje met meerdere tegelijk voor (van Son , Steyn , v. d. Eist, Muys). Ook zwemmende eenden treft men aan (gem. Wieringen, Maas). De kleur is geregeld zilver, bek en pooten keel. Het geslacht Duyck voert drie duikereenden. Eendepooten (fig.) voert het geslacht Loncque. De Gans (fig.) het zinnebeeld der waakzaamheid na hun redding van het Kapitool, heeft den bekenden vorm is iets grooter dan den eend en wordt gevoerd door Stuyver, v. Genseu, v. Kinsbergen, Bruelis, de gem. Oudendijk e. a. Kleur zilver, bek en pooten keel. De Ekster (fig-) komt weinig voor, nog minder de Fasant en wij vermelden hen alleen volledigheidshalve, zij worden op natuurlijke wijze afgebeeld. Heel wat meer treft men den Haan aan, meestal een getrouw evenbeeld van den echten, soms wat meer gestileerd (fig.). Hij geldt ook als zinnebeeld van waak­ zaamheid en huishoudelijkheid. Indien bek, kam, lel, pooten of sporen van andere kleur zijn, geeft men dat aan. Heeft hij den bek open dan heet hij kraaiend, licht hij den rechterpoot op dan noemt men hem stappend en heeft hij den staart uitgespreid als een pauw, dan noemt men hem verliefd, doch dit komt zelden voor (Cock, de Haan, Haenenberch, van Aelst, Glinstra e. a.) De Hanenkop hebben wij al genoemd, doch een kippen­ kop, gevoerd door de familie Gallus, nog niet. Hennen zooals Henneberg ze voert, vindt men weinig. De gem. Hensbroek voert er een, zittend op een broek, meer curieus en sprekend, dan heraldisch fraai. Kleur zilver of natuurlijk. 50 De Havik en de Sperwer nemen wij als roofvogels, die weinig voorkomen samen, voor hen geldt hetgeen later van den valk wordt vermeld. Ook de Hop (fig.) is een zeldzaamheid (Hop, v. Elden, gem. Soerendonk), wordt op natuurlijke wijze voor­ gesteld en is kenbaar aan zijn kuif. Kleur natuurlijk. De Kemphaan natuurgetrouw uitgebeeld, wordt in de sprekende wapens van Kemper en v. d. Camp aan­ getroffen. Dit is ook het geval met de Kievit welke in de schilden van Kijvijtz, Bus, v. Issem, Cossius e. a. prijkt. De Kraai, de Kouw en de Haaf (fig.) kunnen wij te zamen nemen. Zij gelijken veel op elkaar, ver­ schillen hoofdzakelijk in grootte en zijn natuurlijk van sabel. De raaf heeft soms een ring in den bek als herinnering aan zijn diefachtigen aard wellicht. (Cau, Cray vanger, Raven, Ravenschot, Jalink, v. Niel 2 voor elkaar e. a.). In Hildebrandt's Musterbuch vindt men op pl. XXXI, fig. 10 zelfs een bonte kraai. Elders vonden wij nog, dat de raaf als zinnebeeld der alwetend­ heid doorgaat. .Steeds kenbaar aan den steen dien hij in de rechter­ poot opgeheven houdt, is de Kraanvogel (fig.) die meer­ malen, gelijkend op een echten, voorkomt. (Loder, van Winter, Rheen, Gregory, Tichler, Everwijn, Diets e. a.) De steen is soms van andere kleur (de Crane, gem. Maarheze). Hij gaat door voor het zinnebeeld der zwijg­ zaamheid omdat naar het heet de steen, soms ook een ring (v. Krennhel), dient om in den bek te nemen, teneinde geen geluid te kunnen geven öf in den poot te houden om wakker te blijven! Kleur natuurlijk, bek en pooten keel. Zeer veel komt in Nederlandsche wapens de Meerl voor gelijkend op een eendje zonder bek en pooten (fig.) Alle kleuren. Hij komt overeen met het geknotte vogeltje (fig.) uit de Engelsche heraldiek, dat echter meer van een zwaluw heeft wat den vorm betreft. (Aerssen, de Raat, v. d. Weyden, v. d. Aa, v. d. Graft, Heem­ stede, Muys v. Holy, Oudart, Strick v. Linschoten e. a.). Behalve als stuk, komt de meerl voor als breuk d. w. z. onderscheidingsteekon voor jongere zonen uit een geslacht. De Mees, als gewone vogel afgebeeld, wordt b.v. gevoerd door Mees en Alting Mees. Een Meeuw (fig.) evenals deze zeevogel in natura, dus zilverkleurig geteekend, voeren de Witte en Hoogeveen. Men onderscheidt soms nog de iets grootere zeemeeuw doch dit lijkt ons overbodig. Ooyevaars en Lepelaars, de eersten het zinbeeld van geluk en ernstige waardigheid , worden als hunne echte naamgenooten voorgesteld (staande op een poot). Hij heeft in den regel een paling in den bek (gem. 's-Gra venhage) (fig.) doch ook wel een visch of een kikker (z. Hildebrandt pl. XXXI fig. 18). (v. Dusseldorp , Boel, v. Schoonhoven e. a.). De lepelaar, kenbaar aan zijn eigenaardigen snavel, wordt b.v. gevoerd door het geslacht Repelaer en de gem. Jisp. Kleur natuurlijk (zilver en sabel) bek en pooten keel. De Papegaai (fig.) komt al op zeer oude wapens voor en is meestal van sinopel, (v. Alderwerelt, v. Rossunr,