De Nederlandsche Leeuw, jaargang 31 (1913)

143 144 Sophia (bij verkorting â??Fie of Fietjé) en dat de vader Herman, ridder moet geweest zijn daar zijn zoon lierr Hermanszone, genoemd wordt. 1382 Maart 8 (sabbato proximo post dominicum Reminiscere) Herman van Keppele, hem Hermanssone, verkanft mit zustimmung seines Bruders Gherdes und seiner Mutter Sophia, seiner vulschuldigen man, gbeheten Bernd, de Johannes sone Willsmaninck, anders gheheten Bliskerinck, an hem Wemere, Altaristen in N. (Nienborg Vicarie S. 36.) In de hierna volgende oorkonde van 1372 komt Herman niet als ridder en zijn zoon Gherd niet als knape voor. Ware dit wel het geval dan zou men ook de naam Biibere in de acte van het jaar te voren kunnen houden voor eene verschrijving van Rittere (ridder) en zou â??Sohne' dan zonder umlaut geschreven moeten zijn, zoodat alleen van één zoon, Gherd, sprake is, het­ geen te meer waarschijnlijk wordt als men bedenkt dat in geen geval de andere zoon, Herman, bedoeld kan zijn, daar die, zooals wij zien zullen in den geestelijken stand was. 1372 Aug. 20 (feria sexta post fest assumpcionis b. Maria Virg.) Sander van der Nijenborch verkauft Her nianne van Keppelen u. s. sohne Gherde den Hof tho Sutterode, das Haus ton Doctoren (?), das Haus to Wijggheringh, das Nijohus, don Koldenhof mit allen zubehör. Folgen noch einige nahere Bestimmungen. Gekorener Richter: Johan van Nemen, Zeugen: her Herman van Thiet, kerchere to Epe, her Werner, altariste to Nijenborch, Matthias de Sasse, Ludeke van Asbecke, Lieert de Sasse, Gherdes sohne, Malhias de Weder. (Arch. Keppel 158. S. 18.) Op Gherd betrekking hebbende vinden wij nog de volgende acten : 1383. Juni 6 (des naesten daghes na S. Bonifacius.) Die Schöffen der stadt Aldenzale (Oldenzaal) bekunden dasz sie den Brüdern Gherd und Herman Ti.eppele und ihrer Mutter Fijge den Wiederkauf der â??Haverkamp' für 40 alte Schilde unter Vorbehalt jarigen Künde gung, gestattet haben, dieser rührt her aus dem Gute Enghelbertingh in der Bauerschaft van der Upmarke (Uppermark) Kspl. .Epe. (Arch. Keppel 6. S. 19.) 1385. Nov. 11. Friedrich Nerrendin verkoopt aan Bolf van Asbeck het erve tot Olreckijnck. Ksp. Schep­ pingen met recht van wederkoop in vijf jaren. Onder de getuigen komt voor Gerd van Keppel Knape (Haus Loburg Arch Horstmar). 1386. Vindt men een Vedebrief van Baldewijn, heer tot Stenvorde en zijn zoon Ludolph aan Wennemar van Kuyc, wegens het geweld en onrecht die deze aan Heilivig, Vrouwe van Voorst en Keppel aan den lande van Kuijc veroorzaakt. Gherd van Keppele en tal van edelen sluiten zich met hunne knechten hierbij aan en gebruiken daarbij het zegel van hunnen heer van Stenvorde (Burg Steinfurt. Laarsche Guter S 536). Nog vinden wij de beide broeders terug in de volgende oorkonden: H. v. K. giebt dem J. die Kirche zu Epe mit allem zubehör, ausgenommen Erve u Werle auf 4 Jahre von St, Michele an für jahrlich 12 Mk. Münst, Joh. hat dieses Geld für^ die ersten 2 Jahre, d. h. 24 Mk. bereits bezahlt, von den restierenden 24 Mk. soll J. dem Gerde Ellijnghe Ostern über 1 Jahr nach Datum dieses Briefes 8 Mk. u sofort jahrlich 8 Mk. zahlen, bis die 24 Mk. bezahlt sind. Stierbt J. bereits innerhalb der ersten zwei Jahren so verplichten sie sich ihm ein Jahr mal halten zu lassen. H. verpflichtet sich bei dem Tode der Joh. ihm â??mijn najahre an der kereken to Epe' zu geben. Sterbt der H. v. K. und wird dadurch Joh. in den Besitze der Kirche gehindert, so verpflichten sich die übrigen zum Ersatz des Schadens. Zeugen: broder Bernt eyn terminarius ter Nygenborch, Symen van Ghesteren, Berent van Asbeke, pastoriken gheheten. (Arch: Asbeck S. 311. 1389 Juni 29. (in festo Petri et Pauli apostolorum beatorum). Herman van Keppele, Pastor der KircJie zu Epe, Gherd van Keppele und Fijge, ihre Mutter, ferner Henniken ihr Knecht und der Schulte von den Zutten rode geloben dem Priester Johanne van den Twenhuzen dasz sie dem Priester Gerde Ellynge zu nachsten Ostern 8 Mk. Münst. Pfge bezahlen wollen. Bei nicht bezahlung wollen sie dem Joh. etwaigen schaden er satzen. (Als voren). 1400 Oct. 25. Claas, graaf van Teckenenborch ver­ klaart dat hij de onderdanen van Bisschop Otto van Munster niet zal hinderen of schaden. Als getuigen komen o. a. voor Herman van Keppel Kanoniker zu Munster en Ghert Keppel. (Stift Borghorst S. 284). De nicht Staatliche Archive van Munster geven ons geene bijzonderheden meer, doch meenen wij een en ander nog te moeten aanvullen met hetgeen wij elders vinden. Zoo geeft van Spaen in de gen. Keppel t N., die overigens over de hier behandelde jaren nagenoeg niets geeft, toch dit: ' Hr Herman van Keppel, Bitter Ux. Sophia vonCorf. Zij sterft 1414. A° 1414 Octav. Epiph Dom Obiit. Sophia uxor domini Hermanni de Keppel, militis, nata von den Corve, in den Dom te Munster, en als hunne dochter Catharina van Keppel. M. Henrich van Oer. Zij sterft 1432, begraven bij haar moeder A° 1432 feria 6, post festum 3 Regum obiït Catharina uxor Henriet de Oer, filia quondam Sophia de Keppel. Gerd van Keppel vindBn wij o. a. nog vermeld in 't Munstersche als vijand van Ravensberg 1399. 1389. Juni 24 (in nativitate beati Johannis baptiste) Herman van Keppele, Kanoniker zu Monstere u. Kirch herr zu Epe, Gerd van Keppel u. Locke seine Frau, geloben dem Priester Johanne van den Twenthusen Schadloshaltung von all dem Schaden, den er von der Kirchezu Epe haben möchte,nachfolgendenBedingungen: Als getuige van den graaf van Ravensberg 1400. Idem van Siveder, Heer van Voorst, Keppel en Ahuys als deze afstand doet van zijne aanspraken op de Heerlijkheid van Loon. 12 Nov. 1400. (Kindlinger III194). Herman van Keppel, Domheer van Munster komt ook voor bij Kindlinger L & 1LL 193 in 1399 en 1400, alsmede bij Banning 125. Ten slotte moeten wij volledigheidshalve nog melding maken van een anderen Herman van Keppel die in dezen tijd voorkomt: â?¢ 1334 Juli 17. Herman van Keppel, knape draagt bij