De Nederlandsche Leeuw, jaargang 33 (1915)

179 180 uit dat huwelijk gesprooten en geeft aan deese Cornelis maar eenen broeder en twee susters, hetwelk het zeggen dat zijn vader in 1583, drieZoonen uitgerust had, eenigsints zouden doen twijfelen of dien Ghysbert van Hogendorp, schrijver van den brief, wel dezelfde geweest is, als Ghijsbert de Vader van Cornelis, so als dan ook in de Genealogie, dit maar ook, als eene waarschijne lijkheid, niet als eene zeekerheid gesteld is. Dan uit dit alles spruit eene andere opmerking, en zo ik meen TJHWGeb. aan dagt bisonder waardig, in de 7de Generatie word gezegd, dat Gijsbert van Hogendorp de zoon van in de 6de Gene­ ratie gestelde Cornelis van Hogendorp en Margareta van Hees, in 1625 trouwde Anna Duijtz van Santen. Is het niet opmerkelijk dat Gouthoven, die zo nauwkeurig opgeeft de kinderen gesprooten uit Gysbert van Hogendorp die Maria Oem van Wijngaarden trouwde, die zelfs de zoons meld van de dogteren van dien Ghijsbert en dus van de susters van Cornelis, geen woord rept van de zoon van dien Cornelis, die hij dog zegt Margarita van Hees getrouwd te hebben, en die volgens de Genealogie in 1625 Anna van Santen trouwde en dus een jaar al voor dat Gouthoeven, zijn werk uit­ gaf. Ik zal de mogelijkheid niet ontkennen, dat Gouthoven van dit aanmerken van de zoon van Cornelis van Hogendorp heeft kunnen onbewust zijn, 't is egter niet waarschijnelijk, en kan een reede te meer op leveren tot de noodzakelijkheid van deeze filiatie, door wettige bewyse te staven, wijl voor dezelve bij de genealogie juist geene andere daar toe worden aangehaald, dan dat aan het wapen van deszelfs Klein Zoon voor Groot Vaderlijk kwartier aan Vaders zeide gesteld is, van Hees. Een ieder weet dat het hebben van kwartieren, alleen aan­ duid het geslagt waartoe de persoon waaruit men afstamd behoord, maar niet aanduid, de persoon uit zulk een geslagt, 't welk nader moet beweesen worden: zo als b.v. twee Broeders,-aan twee Susters trouwende, hebben de kinderen van beide dezelfde kwar­ tieren en men kan uit dezelve niet zien, tot welke dier Broederen en Susteren zij behooren, zonder dit door nadere bewijzen aan te toonen, en hoe veel te meer zijn'deeze nadere bewijzen nodig in een land als dit, waar er met opzjgt tot het aanslaan van wapenen in kwartieren geene toeversigt was. Het komt mij dus, onder verbetering voor, dat er geen het minste bewijs van filiatie is voor gebragt, die aantoond de ge­ grondheid der Seven Eerste gestelde Generatien. Waarom ik TJHWGeb. gaarne in consideratie zoude willen geven, of het niet voorsigtiger zijn zoude, bij aldien men dat alles niet stellig konde bewijzen, so stellig in de Memorie niet te plaatsen, dat van Thomas van Hogendorp Ridder, welke leefde in het midden van de ] 5° Eeuw tot hier toe de afstamming van Vader tot Zoon met bewijzen gestaafd is. Daar zo veel mij bewust, er, geen Stuk bekend is, waar in iemand van de naam van Hogendorp, met de titul van Ridder voorkomt. Het aangehaalde Charter van April 1319, by Mieris Holl. Chartert. II D. fol. 210, kan wel tot een bewijs strekken, dat er toen eene Dieric van Hoghendorpe ofte zo als hij in dat Stuk lager genaamt word Diere van den Hoghendorpe, aanwesig was, maar geensins dat Hij een Edelman geweest is, ja zelfs niet, of de naam van Hoghendorpe daar voor­ komende de Geslagt naam van dien Dieric, dan wel van de plaats, waar van dien Dieric was. Ook bewijst het Neerologium der Abdy van Egmond, naar mijn gering begrip, niets voor den Adeldom der daarin voorkomende personen met den naam Hogendorp, zy kunnen zo wel tot den adelstand behoord als niet behoord hebben. De door den Hr van Wijn in zijn Huiszittend Leeven II Deel gedane uitgave van dat Neerologium, in hetLatyn,in siende, vind men daarin twee persoonen van dien naam, namelijk pag. 108 Tlieodoricus de Hoghmdorp Laïcus M° CCC° XXIII0, deze was dus geen Miles Ridder, of hij een Edelman was, staat niet uit­ gedrukt en wijl dat Neerologium so wel Adelijke als geene Adelijke persoonen bevat, bewijst dit niets, dan vind men nog pag. 127 Alveradis de Hoghendorp, uxor Arnoldi Wilden M° CCC° LXXIII0, hier blijft dezelfde onzeekerheid, die ook door de beschrijving van haar man (so ik meen) pag. 105 voorkomende, niet word opge­ helderd, wordende aldaar genoemd Arnoldus, dictus Wilde, films Eustacii M° CCO LXXVI». In de 15e Eeuw, word in de Memorie gezegd, dat nadat Thomas van Hogendorp nabij Alckmaar zijn leeven verlooren had, zijn Weduwe te Brussel het verlij van zijn leen op zijn Zoonversogd, en dat leen, word genoemd de heerlijkheid van Spaarnewoude. Zo de familie van' deeze beleening deugdelijke bewijzen heeft, vervald mijne volgende aanmerking, of liever word iets beweesen waar van het tegendeel zeeker schijnt, namelijk dat in 1439 Claes van Spaerneivoude, door Hertog Philips, nog met de Ambachts­ heerlijkheid van Sparnewoud, na doode zijns vaders is beleend geworden en in dat geslacht nog zeer veele. jaaren later schijnt gebleeven te zijn geweest. Ook komt mij den inhoud der NB op een los papier bij de 2d0 Generatie geplaatst, niet geheel aan neemelijk voor: het wapen van Sparnewoude, verschild niet alleen in couleuren maar ook in de stukken met dat van Noordwyck, het laatste heeft een leeuw zonder eenig byvoegzel, het eerste ook een leeuw, maar met billetten of turven omzet, dus hoe af gesleeten eene zerk ook zoude zijn geweest, zoude zo dra de leeuw zigtbaar bleef, de billetten ook zigtbaar gebleeven zijn, en deze billetten schijnen die van dat Geslacht altijd gevoerd te hebben, zijnde er in 1602, te Leyden in 's Prince huisinge eene oude zark van een van dat geslacht uitgegraven, waarop hetzelve, met de daarby zijnde agt kwartieren zeer duidelijk te erkennen was. De by de Memorie aangevoerde reedenen, waarom het geslacht van Hogendorp, bij hare verhuising uit Noord na Zuydholland geen gebruik van haar Adeldom gemaakt, heeft, nog in geen dier beide onder de Ridderschappen is verschreeven geworden, in zijn geheel latende, kan ik dog niet af zijn, TJHWGeb. op te merken, dat er mijns wetens, nog gedurende de Grafelijke Regeering nog zeedert, in eenig Charter nog op eenige lijst van de Hol­ landsche Edelen, de naam van Hogendorp geleezen word. Al het geen ik mij vergun TJHWGeb. omtrend dit onderwerp te zeggen, spruyt uit geene andere beweeggrond voor, dan om alle onzeekere stellingen en gewaagde gissingen te voorkomen in de zamestelling van de Genealogie van een Geslagt, dat zulks niet nodig heeft, om zig.aanzienelijk te maaken. Mijne aanmerkingen zijn alleen gevloeid uit hetgeen ik bij de Memorie en in de Genealogie hebbe gesteld gevonden, en dan komen mij de bewijsen niet ge­ noegzaam voor, bij aldien men eene Genealogie met bewijze ge­ staafd wil opmaaken en zig niet vergenoegd met eene eenvoudige narative geslagts lijst. ' . . TJHWGeb. zal mijne lange brief ten besten willen neemen, uithoofde van het belang dat ik in de zaak stel en zig willen verzeekerd houden van mijne bereidvaardigheid, zo ik UHWG. van eenig nut kan zijn. Ik heb de eer met alle hoog agting te verblijven Hoog Wel Gehore Heer! U HoogWefGeb. Uwe ootmoedige Dienaar MAX. L. D' YVOY VAN MYDRECHT. Protestantsche Doodregisters van Venlo, medegedeeld door PH. F. W. VAN ROMONDT. 1789. (Vervolg van XXXIII, 148). Den 7én Januari Is in de kerk begraaven wijlen den Wel Edele Gestrenge Heer Egidius Schutter Capt. Effectief onder het tweede Batt. van het Regiment van den Gene­ raal Majoor Baron van Monster. Het beste doodkleed gebruijkt en drie poosen geluid. Den 126n Maart Is in de kelder van de kerk bijgezet wijlen de Edele Geboore Freule Maria de Gumoëns. Het beste doodkleed gebruijkt en drié poosen geluijd. . Den 26en May Is in de kérk begraaven eên eerstge booren kind [zoontje] waarvan vader is de Heer Pieter Hugenin Capitein Commandant van 't Corps Mïnneurs en Sappeurs en Capt. Ingeneur ten dienste dervereenigde