De Nederlandsche Leeuw, jaargang 33 (1915)

169 170 denbénd wist te verwerven. Sedert dien toch heeft heer Arnold meestentijds den toenaam van Breidenbend gevoerd :â?? voor het eerst 12 December 1327 â?? en is dit eene bezitting van beteekenis voor hem en zijn ge­ slacht geworden '). Dat Breidenbend aanvankelijk niet èene zoo versterkte burcht is geweest, als waarvan de geschiedenis in latere jaren gewaagt, valt af te leiden uit het Brabantsch leenregister, volgens hetwelk domi nus Arnoldus dicius Parvus, miles, civis Aquensis, van den Hertog van Brabant in leen hield domistadium unum, situm apud Lenich supra Boram, quod vocatur Bredébeempt. Als. leenman en -getuige van den Graat van Holland heet hij in eene acte van 24 November' 1330 2) heer Arnt van Bredenbernt, en dat hij identiek is met den kleinen heer Arnold blijkt uit eene oorkonde van 5 December 1330 2), waarin hij in. dezelfde hoedanigheid voorkomt en wordt genoemd: heer Arnt die Cleyne van Aken, heer van Bredenbent. In hetzelfde Hollandsche leenregister is op fol. 36vs0 eene lijst te vinden van per­ sonen, die te Hasselt 21 Maart 1333 van den Graaf geld hebben ontvangen om dat te beleggen aan eigen goed en dit vervolgens van hem in leen te houden. Bo­ venaan op deze lijst staat heer Aernt die Cleyne van Aken, heer van Bredenbernt. Den 28sten April 1334 deed Arnoldus dictus Parvus, dominus de Bredenbent, miles, eene schenking aan de abdij te Burtscheid, welke acte ons zijne kinderen doet kennen, t. w. Werner en Carselis, beiden reeds ridder, Johan, Loretta, Sophia, non in gezegde abdij, en de nog ïninderjarige Lisa. Wie hunne moeder was, wordt jam­ mer 'genoeg'nie t vërmeld.*'Heér'Arnold treedt* ha'dién nog in tal van acten op, het laatst in den loop van het jaar 1341, weinig tijds later moet hij zijn gestorven. Zijne evengenoemde zonen, Werner, Carselis en Johan, thans alle drie ridder, deden 2 Februari 1343 eene schen­ king tot heil hunner zielen en komen den 20ston April d. a. v. nogmaals gezamenlijk voor, toen Werner als heer van Breidenbend de beide vóórburgen van Breidenbend tot openhuis van zijnen leenheer den heer van Rande rode maakte. Heer Werner is tot zijnen dood, voorge­ vallen in of kort na 1376, nooit anders toegenaamd geweest dan als van Breidenbend. Hij liet slechts doch­ ters na, van wie de oudste, Johanna, in 1374 gehuwd met heer Lodewijk van Reifferscheidt, in 1379 met haren man haar aandeel in Breidenbend verkocht aan den ge lijknamigen zoon van haren oom heer Carselis, waar­ door dit goed in de familie bleef. Van heer Johan schijnt verder niets bekend. Waar­ schijnlijk nam hij eenen anderen toenaam aan en is hij zoodoende voorloopig aan verdere nasporingen ontsnapt. Heer Carselis was aanvankelijk bestemd geweest voor den geestelijken. stand, maar deed kort vóór 20 Maart 1330 afstand van zijn canunnicaat ten dom te Aken om verder als leek riddermatig te leven en werd reeds vóór 1334 tot ridder geslagen. Hij is de eerste, die zich van Pallandt heeft genoemd en is in zekeren zin dus de eigenlijke stamvader van het geslacht van Pallandt. Dien naam voerde hij nog niet tijdens het leven zijns vaders. Toen hij 24 Augustus 1337 eene erfrente van 2 molder J) Tot 8 September 1747 bleef Breidenbend het eigendom van heer Arnold's nakomelingen. 2) Hollandsche leenkamer n° 42, fol. 30 en 34. koren kocht, noemde hij zich heer Carselis van Breiden­ bend, ridder 1), maar kort na den dood van zijnen vader heet hij heer Carselis van Pallandt. De eerste maal, dat hij met dien naam voorkomt, is in eene acte van 20 De­ cember 1343. Op dien datum kocht â??heer Karsillis wan Pallant' eene erfrente van 4 mark aan geld, 4 kapoenen en 1 malder rogge, met St. Maarten â??te Palant te le­ veren.' Vooral dit laatste is in dit verband merkwaar­ dig. Eene soortgelijke koopacte van den volgenden dag bevat dezelfde bepaling 2)._Sedert voerde hij zonder uit­ zondering zijnen nieuwen toenaam, die geslachtsnaam is geworden. Dat heer Carselis destijds reeds getrouwd was, blijkt uit eenen erfpachtbrief 6 Januari 1344 gegeven door â??Karsilis van Palant, ritter, ind Nesa, miin elich wiif' 3). In geene der onderscheidene acten, waarin vrouw Nesa (Agnes), die nog leefde in 1384, wordt vermeld, prijkt zij met eenen geslachtsnaam en ook von Oidtman kon haar niet met zekerheid thuisbrengen. Verschillende genealogieën noemen haar Agnes von Bachem, erfdochter van Bachem en Frechen in het Keulsche, en daarvoor is veel te zeggen. In de eerste plaats voerde zij volgens haar zegel twee schuinbalken in haar wapen evenals de Bachem's, van wie er twee als verwanten van heer Car­ selis en zijne vrouw in 1365 met hen zegelden 4). Ook doen verschillende acten zien, dat de betrekkingen der Pallandt's op Frechen inderdaad van dezen tijd dagtee kenen. Het huis aldaar bezaten heer Carselis en vrouw Agnes in 1356, in welk jaar eerstgenoemde blijkbaar deswege het burgerrecht van Keulen verkreeg. Het vol­ gend jaar deed heer Carselis van Pallandt een schenking voor het heil der ziel van hem â??inde vrouwen Nesen, â??siin elych wiif, inde vur eyre beyder vader inde moyder, â??inde vur her Arnulde, eren sun, inde vur allen eyr kyn â??der, sone inde doychter, inde sunderlygen vur vrouwe â??Nesen van der Heijden' 5). Van hunnen in dit stuk met name genoemden zoon wordt verder geene melding meer gemaakt, blijkbaar was hij dood in 1365, toen bij eenen verkoop door heer Carselis en zijne vrouw gedaan hunne zonen heer Daniël en heer Carselis, beiden ridder, en Werner, knape, mede zegelden en afstand van hun recht op het verkochte de­ den. Behalve deze drie zonen hadden zij bewijsbaar nog twee dochters: Agnes van Pallandt, in 1381 echtgenoote van Engelbert van Schoonvorst, heer van Erckenay en Hartenstein, en Lutgard van Pallandt, in 1403 weduwe van Johan van Eupen. Heer Daniël evengenoemd overleed vóór zijnen vader en liet bij zijne vrouw Pentecoste de la Sauix, dochter van Wouter, heer van Tempel , en Maria d'Argenteau, die hertrouwde met heer Robbrecht van Renswoude, heer van Grevenbroek (f 1396), eene erfdochter na: Ag­ nes , vrouwe van Trips, die op huwelijksvoorwaarden van 9 Maart 1376 met Daem van Berghe, heer Reiniers zoon, trouwde. Wat er van den jongsten zoon, Werner, is geworden, schijnt totdusverre niet bekend. Heer Carselis werd tijdens het leven zijns vaders ter l) Rijksarchief Arnhem: Archief Kuilenburg, charter n°. 66. 3) Ibidem, charters n°. 83 en 84. «) Ibidem, charter n°. 85. *) Zie de Raadt: Sceaux Armoriés, III, blz. 95. 5) Archief Kuilenburg, charter n°. 111. Wie deze vrouw Agnes van der Heyden was, die heer Carselis blijkbaar zoo na aan het hart lag, is mij nog niet met zekerheid bekend.