De Nederlandsche Leeuw, jaargang 34 (1916)

201 202 (zie beneden) competeerende op conditiën ende manieren hiernaevolgende te weten, dat de voornoemde Aerjaentje ende Barbara Arensdrn aen haer sullen behouden eeuwichlijck ende ervelijck in vollen vrijen eijgendomme de huijsinge ende erven, winckel ende imboel daerinne sij tegenwoordich woonachtig sijn, staende ende gelegen binnen deser stede, mits uijtkeerende aen den selven Cornelis Arenszn. Hoeijer de somtne van hondert ende vijftich carolus gulden te 40 grooten enz. Not. Prot. Willem van den Rijs. t. fol. 7. De drie kinderen Hoijer teekenen met een kruis. (m') 29 December 1666 verklaren Ary Arentszn. Hoeijer, wonende binnen den Briel, en Cornelis Arentsen Hoeijer, woonende binnen der stadt Delft, als principale schuldenaren ende Joris Pietersz. Ockenburch en de Cornelis Willemssen Hoogeveen, beyde wo­ nende alhier, borgen ende mede als principale schuldenaren wel ende deuchdelijcke schuldich te wesen aen ende ten behouve van Pieter Jansz. van der Vaert jongeman mede alhier woonachtig de somme van hondert Ca guldens te veertig grooten den gulden gereeckent, spruijtende deselve somtne uijt ende over saecke van deuchdelijcke geleende ende aengetelde penningen tot haer eerste comparanten genougen ende contentement enz. Ary Arentsz. en Cornelis Arentsz. Hoyer teekenen met een merk. (Protocol Not. Willem van Rijs. v. fol. 26. 's Graven­ zande). (m3) Protocol Notaris Willem van Rijs 's Gravenzande, 20 April 1677. w. fol. 36. (»»*) Pieter Leendertse Overslooth en Adriaantje Ariansdr. echteluyden testeeren d.d. 4 Maart 1676.Zij benoemen elkaar wederkeerig tot erfgenaam. Adriaantje bespreekt, dat haar kindt soude bewaert worden het silver werck ende een rinek meteen steentjen, soo zij washebbende, mede haere fullepe cap ende silveren oorijser. Als voogd werd aangewezen Cornelis Willemsz. â??bleecker'. ') Prot. Not. Phil. Reins, 's Gravenzande. z. fol. 11. (n) 29 September 1641 gedoopt het kind Cornelis, zoon van Arend Aryeus Hojer. Getuigen Arend Aryens Hojer en Judith Ariens. (Doopboek 's Gravenzande). (o) Schepenarchief 's Gravenzande deel 3 blz. 31. d.d. 7 April 1624. (p) 24 April 1591 gedoopt het kind van Willem Jacobs- zoon wever en Neeltgen Huygen. Getuigen: Hein riek- Pieterszoon, metzeker, Jan Aertszoon, Maritgen Dircx de huis vrouwe van Pieter Cor­ nelis zoon bakker en Barbara Jacobs. â??Des kindts naem is Martijntgen'. In het Schepenarchief van den Briel (Deel 1) trof ik aan Engélbrecht Willemsz. Brandt, timmerman (6 Juni 1626) en Wessel Willemse Brands, pachter van den impost van haring (18 Febr. 1628). 26 Juli 1654 zijn Maertgen Brant en Neeltje Brant getuigen bij den doop van Arien, den oudsten zoon van Willem Hoyer (zie beneden). Neeltje Brant is misschien de bovengenoemde Neeltgen Huygen, de moeder van Maertgen. (q) Ar ij en Gilliszn. Hoijer â??bejaerde soon' van Gillis Pijeterszn. Hoijer â??als hebbende procuratie van zijnen vader, gepasseert voor Burgemeesteren ende Schepenen in den Brielle in dato den 23â?¢ April deses jaers (1646)' draagt het huis op, â??bij der steede Coornmolen', waarvan hierboven meermalen melding werd gemaakt. 25 Mei 1646. Schepenarchief 's Gravenzande Deel 4 fol. 68 vs. *) Cornelis Willeznsen Hoogeveen, schipper alias Bleycker. Prot. Not. W. van Eijs. s. fol. 37 d.d. 21 Febr. 1670. (f) Zie blz. 2 van den omslag van De Brielsche Archieven door H. de Jager, Eerste Stuk, 1883. (s) Prot. Not. I. de Bruyne, den Briel, d.d. 8 November 1655. (t) Van deze drie dochters huwde de oudste Elisabeth met Willem F a i 11 a n, koopman te Colchester, en de jongste H e 1 e n a, geb. te Maassluis en ged. 3 Maart 1686, in 1712 met Martinus van der Wind, En gelsch predikant te Middelburg. Uit dit huwelijk werd twee kinderen geboren. Het geslacht van der Wind voerde een wapen met een leeuw, welke een hart vasthoudt, staande op een halve maan. Op de helm van het schild staat een ster en daarboven is een geslingerde band met de spreuk: ISSAVIZ. (w) Willem Hoyer, de oudste zoon huwde met Aletta van Brakel en was de stamvader van de thans uit­ gestorven tak Hoyer van Brakel en den tak Hoyer, beschreven in het Ned. Patricaat deel II, fol. 256. De jongste zoon Pieter overleed ongehuwd. (v) Mauritius de Mirell was een zoon van Francois de Mirell, ov. 18 Dec. 1692. Zijn wapen is afgebeeld in het kaartboek van Voorne (1695). Hij was de vader van Franco is de Mirell, geb. in den Briel 4 Juli 1683, ged. aldaar 6 Juli, o. mede aldaar 14 Juli 1759, Raad in de Vroedschap en Burgemeester der stad Brielle en den Iiandevan Voorne enz., gehuwd met Anna Maria Hob ma. Uit dit, huwelijk werden o. a. geboren: Mauri­ tius de Mirell, geb. in den Briel 12 Oct. 1718 (ged. 18 Oct.) Baïlluw van de Lier, Schout en Secretaris van Schipluyden, de Lier, Hodenpijl, St. Maartensrecht, Dorp-polder, gehuwd met Anna Barbara van Rou veroy ') en Maria Elisabeth de Mirell, geb. in den Briel 21 Dec. 1722, o. aldaar 2 September 1761, gehuwd met Cornelis Hoyer, zoon van Willem en Aletta van Brakel (Ned. Patricaat Deel II blz.256). (w) Deze dochter heette S y b i 11 a , zij huwde Q u i r ij n S wart veld en overleed zonder kinderen te Rotterdam. (x) 2 April 1715 werd betaald de impost op het begraven van Helena Ho ij er, ongehuwd f 30. (ij) Deze zoons wraren Adrianus en Willem, beiden ge­ boren in den Oost. Het is den heer Scheltus niet bekend, of zij nakomelingen hebben nagelaten. (z) De twee zoons overleden jong. Eén van de dochters was gehuwd met Abraham Hoogwerff, zie boven, noot. Aanvullingen en verbeteringen. 2) Naamsverklaring. Het vermoeden werd door mij uitgesproken, dat de naam Hoijer samenhangt met het werkwoord Hooien. (Jg. XXXIII, kolom 291). Het is echter niet onmogelijk, dat Hoijer een oude voornaam is geweest. Het is opvallend, hoe men den naam Hoijer in de 15' en 16e eeuw niet zelden tegenkomt. Ik vestigde ') Het geslacht de Eouveroy voerde als wapen een gouden kruis beladen met 5 schelpen 1 in het midden en 1 op elk der uiteinden op oen zwart veld. 2) In een noot in kolom 29 L Jg. XXXIII, beloofde ik op de waarde van het pond en andere in deze artikelenreeks voorkomende gelds­ waarden terug te komen. Ik zie hier, althans voorloopig van af, omdat me gebleken is, dat deze niet vaststaat, en eerst benaderd kan worden na eene langdurige studie. (Zie hierover o a. N. G-. Pier.son, Bijdrage tot de verklaring van Middeleeuwsche rekenmunten in do Economist Deel I blz. 263 (1906)). Wat de onderlinge verhouding betreft, kan hier worden medegedeeld, dat een Vlaamsch pond van 40 grooten = 8 Hollandsche ponden. Een Carolusguldon (een zilveren munt door Karei V geslagen) telde 40 grooten of 20 stuivers (dubbele grooten), de groot was de (groote) penning dor Vlaamsche ponden, zoodat de Carolusgulden = -fc pond Vlaamsch (die 240 groote penningen had). Een duit = J van een stuiver stuiver heet nog in den volksmond 4 duiten). Een oort was ± van een stuiver, maar ook van alle andere munten, een oort beteekent n.m. Een blank = ij stuiver of 6 duiten.