277
27*
gaen woonen mo t haor ma n in Julio, beoft Attestatie:
in Augusto.
Trijntge Lambrechts, ionckwijf van Hofweghen ghe
weest, woont to Rottere!: end(e) heeft attestatie doen halen
in Augusto.
Gherrit Jorisz., metselaer, heeft een Attestatie ghehaelt
vau Rotterdam, is vermaent van zijn versuijmicheijt,
den 7 Octo.
MagnuB van Borchenhoven is vertrocken na Mechelen
met een briefken van mij aon fiedaciim. verto.
Lijsbeth Balten, huijsv. van Coer Pietersz., schoelapper,
wooo(ende) aend(e) Brabantsche turfmarekt, vertrocken
na Schiedam in Maio a° '81.
De eerst e generatie s van het geslach t van Suchtelen ,
door Jhr . G. SANDBEBO.
In jaargang 1903â??1904 va n â??Adelsarchief', door
den lieer D. G va n Epen, waarin de familie van
Suehtelen wordt behandeld, vangt de stamreeks, evenals
in het Ned . Adelsboekje 1917 , aan mot Arend ter Steege
van Suehtelen, di e me t zijn broeder Oerrit en zuster
Johanna genoemd wordt in een magescheid, waarin
zij den boedel va n hun oom , den Doken en Kanunnik
Peter van Suehtelen, verdeolen.
Ongelukkigerwijze heeft de Heer van Epen slechts
een uittreksel va n de magescheid ondor oogen gehad,
want juist uit het gedeelte, dat daarin was weggelaten,
blijkt wie de vader van Oerrit , Arend on Johanna was.
In dat gedeelte da n staat pos't alia â??beholtlickou doch,
dat een ijder van uns zieu aandeel dor Lijftuchtenisse,
zoo wij onsen lieven vader Oerrit Ter Sliege zijn leven
lang me t malkanderen verzegeld bebben , jaarlijks alzoo
betalen zal , dat die eene van wegens den anderen des
halven in geene schade en koome'. Tevens blijkt hieruit,
dat deze Oerrit Sr . nog leofdo in het jaar dor verdeeling
(1653): Hi j kwam, volgons ee n mns . in mijn bezit,
met zijn broeder Jan uit Vilvoorden.
Dit is wellicht dezelfde Jan als die in Ned . AdelsÂ
boekje 191 7 genoemd wordt me t Delta, zijn vrouw.
Wie de vrouw van dozen Oerrit Sr. was, is niet bekond,
wol haar wapen (eo n boqmpje), da t te vinden was' )
op 't graf va u den genoemden Deken en Canunnik
Peter van Suehtelen in de St. Walburgskerk te Zutphen.
Als de naam Ter Steege, welke waarschijnlijk aangeÂ
nomen is naar één der vrouwelijke voorouders, d.zelfdo
is als van der Steegen, ee n bekende Roermondsche
familie, da n is het waarschijnlijk, dat do familie van
Suehtelen, alvorens naar Vilvoorden te zijn gegaan, in
de streek va n Roermond heeft gewoond. Inderdaad
wordt in Slichtenhorst â??Geldersche Geschiedenis', Boek
IX, pag . 250 , een Jon van Suehtelen genoemd, die
mede heeft gestaan over den zoen of verzoening tusschen
Hertog Aruold va n Gelder en zijn zoon Adolph, te
Batenburg a° 145 9 gesloten, zulks uit het overkwartier
van Gelderland namens de overheid va n Roermond.
Zou een onderzoek te Zutphen en Roermond licht kunnen
geven? De doop- ea trouwboeken in eerstgenoemde
plaats gaan niet ver genoeg terug, on dit zal ook wel
te Roermond het geval zijn.
Voor inlichtingen houd ik mij ten zeerste aanbevolen.
Of het daar na nog te zien i*. weet ik niet, liet ma* , i- van
Tan
De van der Schuere n -Godin?
door J. SMIT.
Onder de charters van de Nassausche domeinen, beÂ
rustende op het Alg . Rijksarchief, is een exemplaar,
dat om een zijaer fraai uitgevoerde en uitnemend beÂ
waarde zegels mijn bijzondere aandacht trok. He t is
een acte, gepasseerd de n 22»n Nov . 134 4 voor de
schepenen Theodericus Lose en Johannes Goddjn, waarbij
Egidius van der Nounen in handen van Johannes Boette
Evorhardszoon eene hotstede op Caldenberg (Brussel)
opdraagt ten behoeve va n Johannes va n der Borch,
die haar aanneemt als blijkbaar gemachtigde van Willem
van Duvenvoorde, Ridder.
Of do acte zelf bekend is, weet ik niet, van eenig
belang kan zij wellicht zijn voor de Duvenvoorde's. Ik
wensch hier slechte de aandacht te vestigen op bet tweede
zegel, da t van Johannes Qoddijn, zooals de schrijver
van de acte diens naam gespeld heeft. In gele was afgeÂ
drukt vertoont het zegel drie lelies met afgesneden voet
met een vrijkwartier beladen me t een leeuw. Het schild
is schuin geplaatst on wordt op don linkerbovenhoek gedekt
door een zwaron gekroonden potholin met als helmteeken
een ko p met hals van eon zwaan '). Het randschrift
luidt: â??Sigillü Johannis dei Godini'.
(4 X de ware grootte).
Wij hobben hier du s te doen me t eon Oodin of
Ooddijn, misschien verwant aan de nog bestaande uit
do Zuidelijke Nedorlanden afkomstige familie Oodin, dio
echter een geheel afwijkend wapen voert (ee n beker).
Rietstap beschrijft het hierboven afgebeelde wapen
in zijn Armorial Général ia voce Ooddyn en geeft hierbij
als kleuren op: schild blauw, lelies zilver, vrijkwartier
rood, leeuw zilver.
') Ook Rietstap herkende blijkens eene eigenhandige oanteekening
in zijn handexemplaar va n het Armorial Général (in ons bezit) in
het helmteeken hals en kop van een euraau. Nochtans zouden wij
eerder geneigd zijn hier aan een reiger te denken. Do Raadt, die in
zyn Soeaax Armoriés. dl. I, p. 500, bet zegel van den schepen van
Brussel Jean Godijn bespreekt, gewaag t van : une Iffe et col cToittau
a long bee pointu.
Er tn hier tevens op gewezen, dat de Raadt ook hot zegel beschrijft
van zekeren Gauthier Godijn, 1357 , wiens wapen me t dat van den
vorige ovoreenkomt, behalve da t do leeuw in het vrijkwartier geÂ
kroond is en dit laaUte met klophamera (maillets) is bezaaid. RandÂ
schrift: S'WaUeri Godiine. [RED.].