De Nederlandsche Leeuw, jaargang 37 (1919)

275 276 Bij v. Beresteyn verzuimde de teekenaar nauwkeurig van de omschrijving kennis te nemen, immers zien wij een gewonen beer in het schild en geenszins een â??man­ netjesvarken'. Ook de â?? o. i. wel al te minutieuse â?? beschrijving van den steen komt niet tot zijn recht: wij zien haar in de teekening â??overhoeks' van links. Waarom geeft de afbeelding bij v. Bevervoorden zoo duidelijk een blauwe tong te zien? Waartoe bij Alberda en v. d. Brandeler het aantal punten der sterren moet vermeld worden, en niet bij Aylva, Beeldsnijder en Bod daert, is niet duidelijk. Evenmin waarom derechterschuin balk (bij de twee laatstgenoemde en elders terecht' als â??schuinbalk'zonder meer aaangeduid) bij v. d. Borne als â??schuinsrechts geplaatste balk' wordt betiteld Bij de Boer vinden wij weer een bedenkelijke tegenstrij­ digheid : schuinbalken, geteekend als â??rechter', beschre­ ven als â??linker'. Het hartschild bij v. Boeizelaer is ongetwijfeld Arkel, toch ware 't o. i. juister geweest het hier te vermelden als â??Asperen', wat overigens deze speciale vermelding van kwartieren aangaat treft weder gebrek aan eenheid: waartoe hier die aanduiding wel gegeven, ook elders (van Aerssen, den Beer P.), zelfs in dubieuse gevallen (zooals van Doom en Cornets de Groot, bij welk laatste wapen men toch aarzelen zou de achtpuntige ster zoo maar voetstoots te accepteeren als voorstellende de bekende zestienpuntige der Baux'), terwijl zulks wordt weggelaten bij andere (v. Alderwerelt, Dommer v. P., Bylandt-Ã?heidt). In de â?? wat de versierselen betreft uiterst sobere â?? omschrijving van het wapen Boeye had nog kunnen worden weggelaten â??de kop aanziend', daar dit bij katten in den regel het geval is. Het 4e kwartier van du Bois vertoont, indien wij ons niet vergissen, drie rozen, zooals ook de teekening aangeeft. De omschrijving zegt: sterren. Is dit juist dan dient de teekening te worden herzien. Dat dieren â??roodgetand' zijn ware begrijpelijk, doch een â??roodgetand' schildhoofd (de Ferrières)is minder duidelijk. Bedoeld is blijkbaar een getand, rood schildhoofd het­ geen weer niet klopt met de teekening, welke een uit geschulpt hoofd vertoont. Het schijnt de gewoonte te zijn, de molenijzers bij v. Bommel â??liggend' af te beelden, welke traditie de teeke­ naar terecht eerbiedigt, duidelijkheidshalve zoude de be­ schrijving dan o.i. zonder bezwaar kunnen worden aan­ gevuld met het woord â??liggende'. Bij v. Adrichem Boogaert wordt gesproken van â??de daarbij' (d.i. v. Adrichem) â??behoorende helm', zonder dat blijkt of de bedoelde tak Boogaert dien helm ook voert. Waarom niet als elders â??twee helmen' enz. hetgeen ook de jaargang 1912 in voce vermeldde? Deze verandering, een der weinige die wij vonden, is allerminst een verbetering. Of wordt die tweede helm door v. A. B. niet gevoerd ? Maar dan sticht de laatstgegeven beschrijving ongetwijfeld verwarring. kruis bij de Bounam is eenigszins ongewoon afgebeeld, waarom niet als bij de Constant? Eigenaardig doet het voorts aan, dat de teekenaar bij Bourcourd de klaver­ blaadjes als gewoonlijk (eenigszins hartvormig) afbeeldt, terwijl de Redactie nog wel de bijzondere moeite neemt den lezer in te prenten, dat zij niet gewoon, maar â??langwerpig en eenigszins spits' behooren te zijn! Bij de Brauw ontmoeten wij weer den â?? als op het tooneel â?? â??opkomenden' leeuw (vgl. Boeker ), voorts spreekt de Redactie hier van â??kop en hals van een her­ melijnen bok', bij v. Borssele van een â??hermelijnen ossekop'. In 't laatste geval wist zij blijkbaar niet of het dier, dat zijn kop voor den helm der Borssele's moest afstaan, ook verder geheel hermelijnkleurig was, bij v. Braam daarentegen wordt met overtuiging van een â??hermelijnen bok' gesproken. Meer éénvormigheid zou ook in dergelijke kleinigheden niet schaden. Het tusschen haakjes geplaatste bij v. Brakell komt ons overbodig voor, niemand zal de kruisjes anders aanbrengen dan de teekening aangeeft. De zesbladige bloemen van Clifford zijn bij Clifford Kocq v. Breugel als sterren afgebeeld, in beide artikelen worden ze, naar wij meenen terecht, als mispelbloemen omschreven. Dat de roode jachthoorn van v. Bronkhorst van gelijk email is gesnoerd, had niet behoeven te worden vermeld. Indien â??bruin' de natuurlijke kleur van een kalkoen is, kan het tusschen haakjes geplaatste bij Calkoen ver­ vallen. Indien niet, dan is die bijvoeging eveneens zonder­ ling. Geeft misschien het diploma een â??onnatuurlijke' kleur aan? Maar dan kan zulks gevoegelijk als een misteekening worden beschouwd, daar, naar wij meenen, dit wapendier door de familie steeds in zijn werkelijke gedaante is gevoerd. De teekenaar verzuimde voorts den barensteel in het tweede wapen aan te brengen. Eindelijk vinden wij hier voor het eerst het aantal stukken van een â??/ascé' vermeld (Bas), hetgeen alleen bij afwijking van 't gewone (6) behoort te geschieden en dan ook bij Bas Backer terecht is weggelaten. (Zie verder bij laatstgenoemde familie.) In plaats van â??naar links gewend' (v. Raab v. C.) had de redactie het gebruikelijke â??omgewend' kunnen bezigen. Boven het geheel omgewerkte artikel v. d. Gapetten lezen wij, dat de kapel o.a. een â??vierkante' poort heeft, in dit opzicht is de â?? wel zéér minutieuse â?? beschrijving door den teekenaar niet gevolgd. De kleuren der rozen van de Casembroot hadden zonder veel moeite kunnen worden aangegeven (vgl. v. d. Borne). In voce Changuion heeft de redactie gemeend geen gebruik te moeten maken van de aanwijzingen van bij uitstek bevoegd e hand in XXX, 124, van dit blad. De sterren worden ook nu nog â??mispelbloemen' genoemd. Wij meenen, dat het bij stokken, als Chassé voert, on noodig is te vermelden, dat ze â??rond' zijn en betwijfelen of de sterren van v. Citters vijfpuntig behooren te zijn, zoo ja, dan had zulks zeker in de beschrijving moeten zijn vermeld. De voorwerpen bij v. Collen â??belletjes (grelots)' genoemd, zijn in de heraldiek genoeg bekend als â??paardebellen' (Wijnen, van Bellinchave enz.) om de hier gebezigde nadere aanduiding overbodig te maken. Bij Cornets de Groot, noch bij Boreel, is de teekenaar er in geslaagd de hoorns van het gewenschte (gouden) beslag te voorzien, wel in de beschrijving genoemd, doch in de teekening door rood resp. zilver vervangen. De merletten Dat de Redactie eenigszins huiverig was bij Boreel en Bouwens de wat bargoens klinkende uitdrukkingen â??geluipaarde leeuw' resp. â??geleeuwde luipaard' te ge­ bruiken voor â??gaande' resp. â??aanziende leeuw' moge verklaarbaar zijn, onverdedigbaar is, dat bij v. d. Brugghen wordt verzuimd den leeuw â??aanziend' te noemen. De indruk hierdoor gevestigd is uiteraard, dat de teekenaar zich vergiste, terwijl wij toch meenen te weten dat de teekening juist, de omschrijving onvolledig is. Hetschuin-