363
364
De â??schets' van den heer Labrijn omvat 34 artikelen,
waarvan de eerste 13 tot de wapenbelasting slechts in
indirect verband staan en betrekking hebben op de inÂ
stelling en regeling van een nieuw instituut: de offiÂ
cieele verleening, wijziging en erkenning van wapens
van burgerlijke geslachten en hunne inschrijving in een
daartoe bestemd register bij den Hoogen Raad van
Adel.
Men zal moeten toegeven, dat het voorstel tot de
invoering van een dergelijk instituut een reactionnairen
indruk maakt, welke kwalijk past in een ontwerp, dat
ten doel heeft in â??de overtolligste der overtollige zaken' 2),
het blazoen van den â??gegoede,' het fiscale mes te zetten.
Deze tegenstrijdigheid leidt dan ook noodzakelijkerwijs
tot verdere inconsequenties. Zoodanig instituut zou â?? hoeÂ
wel uit den tijd â?? reden van bestaan kunnen hebben, wanÂ
neer het voeren van een «ie<-geregistreerd wapen dan
ook tevens strafbaar was gesteld. In verschillende landen
was dit oudtijds het geval. Men denke bijv. aan de beÂ
kende Herald's Visitations in Engeland. Ook in den
modernen tijd zou volgens Rietstap 3) in laatstgenoemd
land het voeren van een niet officiéél-geregistreerd
wapen als een overtreding worden beschouwd. Niet aldus
in het tweeslachtige ontwerp van den heer Labrijn. Hier
brengt het belang van den staat juist mede, dat een
zoo groot mogelijk aantal personen â?? bevoegd of onÂ
bevoegd â?? zich van een wapen bedient en hierdoor
belastingplichtig wordt. Het voeren van een niet-gere
gistreerd wapen laat het ontwerp-Labrijn dan -ook onÂ
gestraft. Slechts degeen, die een wapen bezigt van hetÂ
welk hij geen eigenaar is en dat aan anderen op wettige
wijze is toegekend (art. 32 § 1) komt met den strafrechter
in aanraking.
In die omstandigheden kunnen wij bezwaarlijk aanÂ
nemen, dat het bezit van een officiéél-geregistreerd
wapen â??aantrekkelijk' zal worden gemaakt, zooals de
heer LabrLjn verwacht, zelfs al wordt dit jaarlijks verÂ
meld in een door den Hoogen Raad van Adel uit te
geven wapenboek (tevens een soort adresboek, art. 13).
Integendeel, o. i. zal van de officieele registratie, waarÂ
voor bovendien aan leges f 400, Æ? 300 of Æ? 200 zouden
moeten worden betaald (al naar gelang a a n n e m e 1 ij k 4)
is gemaakt, dat iemands geslacht langer dan een, twee
of drie eeuwen vóór het tijdstip der aanvraag een geÂ
slachtswapen heeft gebezigd) slechts sporadisch gebruik
worden gemaakt en zeker zal dit instituut niet inslaan,
wanneer de wapen verleening geschiedt â??op ruime schaal
aan ieder die haar aanvraagt,' zooals de heer Labrijn
natuurlijk op grond van fiscale overwegingen wenscht. s)
De ijdelheid der menschen, waarop deze instelling speÂ
culeert, pleegt zich nu eenmaal niet tevreden te stellen
met hetgeen voor iedereen gemakkelijk te bereiken is.
Aangezien wij de kansen van het tot stand komen
van dit instituut op grond van het voorgaande uiterst
gering achten, kunnen wij eene verdere bespreking van
de artikelen, aan zijn regeling gewijd, gevoeglijk achÂ
terwege laten. Dat de heer Labrijn zelf van een fiscaal
standpunt hiervan geen al te groote verwachtingen
koestert, blijkt wel uit zijn raming van de opbrengst
2) Labrijn, p. 32.
s) Handb. d. Wapenk. p.' 37.
4) Wij zouden hiervoor liever het bewijs geleverd zien.
6) Labrijn, p. 21.
der leges-gelden op Æ? 50.000, zijnde iets meer dan ^
van de totale geschatte opbrengst der wapenbélasting!
De eigenlijke wapenbelasting behandelt de heer Labrijn
in de art. 14â??34 van zijn ontwerp. Zij zal jaarlijks
geheven moeten worden overeenkomstig een tarief, verÂ
meld in art. 16, dat met de draagkracht der belastingÂ
plichtigen rekening houdt en vier rubrieken onderscheidt
volgens welke men kan worden aangeslagen:
A. Wegens het bezit van stempels, ringen en andere
lijfsieraden, briefpapier, sluitzegels en ex-libris, met
wapens versierd, (Æ? 15 â?? Æ? 50.)
B. Wegens het bezit van tafelzilver, serviezen, porÂ
selein, aardewerk, linnengoed, meubelen en andere
met wapens versierde gebruiksvoorwerpen, (Æ?25â??
Æ?75.)
C. Wegens het bezigen van met wapens versierde
automobielen, rijtuigen, paardetuigen en pleizier
vaartuigen. Wegens het in dienst hebben van perÂ
sonen, gekleed in livrei of getooid met livrei
teeken (Æ? 50 â?? / 150.)
D. Wegens wapens op gevels, ingangen, afsluitingen
en grenspalen van landgoederen, buitenplaatsen
en andere terreinen, op grafsteenen, grafkelders,
binnen- en buitenmuren van gebouwen, in of op
ramen, schoorsteenmantels of andere vaste onder
deelen van een gebouw of zijne aanhoorigheden.
(Æ? 150 per wapen.)
Men houde wel in het oog, dat niet alleen het voeren
van een wapen wordt belast, maar reeds het bezit
hiervan iemand met den fiscus in aanraking brengt. Wie
dus, zonder er een eigen wapen op na te houden, b. v.
een cachet of porselein bezit, waarop een vreemd wapen
is afgebeeld, zal hiervoor moeten betalen. Voor de ijdelÂ
heid van het voorgeslacht, dat voorwerpen van kunst
en kunstnijverheid zoo vaak met wapens versierde, moeten
dus de tegenwoordige eigenaren boeten.
In familieportretten, waarop een wapen voorkomt, ziet
de heer Labrijn â??suggestieve getuigen van vroegere voor-,
naamheid eener familie' 6), ergo moeten zij worden belast.
Men kan derhalve eene galerij â??ahnenbilder' bezitten, geÂ
harnaste ridders en edel vrouwen in kostbarekleedij, zonder
een cent belasting te betalen, mits niet ergens in een hoekje
een wapen, â??het onmisbare attribuut van Nederlandsche
deftigheid' 7), is aangebracht. Komt dit daarentegen op
het portret van iemand, wiens gelaatstrekken en kleeding
het tegendeel van voornaamheid suggereeren, wèl voor,
dan is de fiscus onverbiddelijk, zelfs al behoort het
wapen in quaestie niet aan den eigenaar van het portret.
Men gevoelt, tot welke-absurditeiten de ontworpen beÂ
lasting kan leiden!
Slechts wapens op portretten van vorstelijke en beÂ
roemde personen zijn van belasting vrijgesteld, (art. 19,5').
Wij vreezen, dat deze bepaling een vruchtbaar terrein
voor chicanes zal scheppen. Wie zal n.1. met juistheid
kunnen uitmaken, wie â??beroemd' is en wie niet? Menige
â??beroemdheid' in den eenen kring is een â??beruchtheid' in
den anderen, of hoogstens een onbelangrijk personage.
Het ware beter geweest, indien de heer Labrijn de wapens
op familieportretten had begrepen in de vrijstelling van
belasting, die hij ontworpen heeft ten aanzien van wapens
â?¢6) Lab rijn, p. 26.
7) Labrijn, p. 20.