417
418
hadden en met namen opgenoemd wierden, waarna de
statie uit de kerk gegaan sijnde, het wapen verder aan
klijne stukjes wierd gebroken, èn op de kist door malÂ
kaar geworpen, bij dese occasie was de kerk met omÂ
trent honderd kaarsen gerelumineerd, en een menigte
aanschouwers, niet tegenstaande de deuren so veel
mogelijk gesloten wierden gehouwe voor den aandrang
van 't gemeen'.
Tot zoover luidt het verhaal van den koster, die
intusschen zijn oogen goed den kost heeft gegeven
gedurende deze niet alledaagsche begrafenis.
Aangaande den persoon in quaestie werden mij nog
uit zijn staat van dienst â?? door bemiddeling van den
Directeur van het krijgsgeschiedkundig archief â?? de
volgende mededeelingen verstrekt:
Leonard Stephan Baron von Creuznach. Geboren te
Welbach (Pruisen) den .... 1702, overleden te'sGra
venhage den 19 Februari 1773. (Volgens impost-register
van begraven 2b' Februari 1773 le kl. aan 't water
oud 72). Was kolonel van de artillerie in keizerlijken
dienst, kolonel chef van de Frankische Kreitz en kolonel
chef van de Neurenbergsche artillerie. Uit Oosten
rij kschen dienst is hij overgegaan als Generaal-Majoor
bij de Hollandsche artillerie, 30 Juli 1748. Door den
vrijwilligen afstand van den Luitenant-Generaal GladÂ
beek werd hij den 14 December 1751 door den Raad
van State aangesteld tot kolonel van de artillerie, chef
van het korps artilleristen. Bevorderd tot Luitenant
Generaal 14 Maart 1766. Hij was een kunstig vuurwerkÂ
maker en de vervaardiger van een vuurwerk dat op 13
Juni 1748 te 's-Gravenhage bij 't vreugdefeest over den
gesloten vrede te Aken, werd afgestoken. In 1753, den
8 October, werd hij tot honorair lid benoemd van de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen op voorÂ
stel van den Heer Professor Thomas Schwencke. Ook
deed hij dienst als slippendrager bij de begrafenis van
Willem Carel Hendrik Friso, den 4 Februari 1752.
Het wapen Oreutznach wordt niet vermeld in RietÂ
stap en heb ik dit ook elders niet kunnen vinden. Een
Johan Oreutznach j.m. Gereformeerd Luitenant onderÂ
trouwt te 's Gravenhage den 14 April 1675 met Anna
van Rensse j.d. beiden wonende alhier (den Haag). Of
deze tot dezelfde familie behoorde, zal de geslachtsÂ
lijst moeten uitmaken. Wie zal dit oplossen ?
Fragment-genealogie van het geslacht
de Bitter,
medegedeeld door J. DE GROOT.
Sinds een viertal jaren is het oud-archief der WeesÂ
kamer te Batavia, waarin een overvloed van genealoÂ
gische gegevens verscholen ligt, voor den naspeurder
toegankelijk geworden. De ordening van dat archief
werd namelijk toen eindelijk ter hand genomen en opÂ
gedragen aan den gewezen predikant H. Snel, wien
het gelukt is het materiaal zoodanig te schiften, dat
de te raadplegen bundels vlug te vinden zijn. Tal van
bescheiden zijn thans te voorschijn gekomen, welke voor
de genealogische wetenschap van veel belang zijn x).
l) Ook de beoefenaar der geschiedenis zal baat vinden bij de raadÂ
pleging van dit archief. O. a. bevindt zich daarin een bundel brieven,
Zoo is het mij reeds gelukt om met behulp van dit archief
de afkomst van een bekend Nederlandsch geslacht eenige
generaties hooger op te voeren.
Hoe overrijk dit archief is, heeft ons medelid, de Heer
Ch. F. A. Beretta, in den Navorscher uiteengezet, zoodat
ik thans niet verder hierop zal ingaan.
In een bundel brieven van de Weeskamer te Utrecht
aan haar zusterkamer alhier trof ik eene geslachtslijst
aan, welke het in dit Maandblad (XXXVI, k. 186 vv.)
opgenomen fragment-genealogie Vreeland eenigszins kan
aanvullen. Zij betreft het geslacht de Bitter en is als
bijlage toegevoegd aan een request, gedagteekend Utrecht
8 Januari 1734, van ,/. Vermeer, blijkbaar een zoon van
Dr. Cornelis Vermeer en Johanna Margaretha Vreeland.
Deze geslachtslijst, welke ik van eenige noten en aanÂ
teekeningen voorzag, doe ik in de oorspronkelijke schrijfÂ
wijze van dien tijd hieronder volgen.
Wat Dr. Vermeer betreft, hij werd in 1689 als O (?) F
(filius ?) Vermeer student te Utrecht. Er is reden om te
veronderstellen, dat hij een zoon was van Justus Vermeer,
Raad in de Vroedschap van Utrecht en Ontvanger van
Haar Ed. Mog. tol, die 4 Maart 1663 te Utrecht (DomÂ
kerk) huwde met Catharina Splinter. Diens vader heette
althans mede Cornelis en huwde, als weduwnaar van
Mechteltje van Leeuwen, op 15 Aug. 1630 Lucretia van
Ewyck. Deze mededeelingen ben ik grootendeels verschulÂ
digd aan ons geacht medelid, den arts R. van Beuningen
van Helsdingen. Catharina Splinter was namelijk eene
dochter van Jacob Splinter, Raad, Schepen en Cameraar
van Utrecht, en Emmerentia van Helsdingen.
Te zelfder tijd als het hier beschreven geslacht leefde
te Batavia nog eene familie de Bitter, waarover meer
op blz. 37-38 van Ds. van Troostenburg de Bruyn's
Biographisch Woordenboek van O. I. Predikanten. Dit
verklaart tevens ten deele, waarom in de onderwerpe
lijke geslachtslijst sommige personen van dezen naam
ontbreken, welke men daarin wellicht zou verwachten.
Geslachtslijst.
Pieter de Bitter en Margaretha Claasze Cramsser x)
E. L. Van de Camer van Amsterdam na Indien uytge
vareh, is, die A° 1665 de Oost-Indise Retourvloot tegen
de Engelse behouden hebben 2), en hebben nagelaten
vijf Kinderen, Pieter, Aletta, Ida, Hermanus en Rykloff.
Kinderen:
I. Pieter de Bitter, geboren tot Amsterdam, is getrout
op Batavia en aldaar gestorven nalatende een zoon:
Zoon:
Pieter de Bitter gebore op Batavia is ongehuwt voor
wijnig jaren aldaar gestorven nalatende 2 Natuurlijke
dogters. Gestorven.
II. Aletta (of Aaltie) de Bitter is geboren tot Amsterdam
en gedoopt 19 Juli 1654, is getrout op Batavia eerst
met Gerard Vreeland Oppercoopman in 't Casteel, naderÂ
hand hertrouwt met Isaac van Schinne, Opperhooft na
Japan, heeft nagelaten drie Kinderen.
Kinderen:
gericht tot den oud-Grouveneur-Greneraal Siberg, en onder deze een
schrijven van den Minister Paulus van der Heim, waarin Daendels
ter sprake komt.'
') In de doopakte van hare dochter Aletta heet zij Margriet Claesz.
2) Namelijk in Bergen (Noorwegen) als Commandeur van een der
gelijke vloot van dertien schepen.