inÂ
geval het zoo ver afgelegen Gent daartoe is verkoren.
De onderstelling schijnt niet gewaagd, dat het destijds
eenigszins riskant was een dergelijk verzoek in eene stad
der Noordelijke Nederlanden te doen, deels omdat het
geslacht van Matenesse, hetwelk toen nog in vollen bloei
was en in verschillende provinciën gezeten, er de lacht
van zou kunnen krijgen, deels omdat de ware afkomst
der Beeldsnijders, in de overige provinciën mogelijk niet
geheel onbekend was. Hoe dit echter ook zij, het verÂ
zoek is in Gent gedaan en aldaar ingewilligd. Welke
gronden daartoe zijn aangevoerd blijkt niet, maar in
eene manuscript-genealogie uit het begin der negentiende
eeuw vond ik een paar aanteekeningen, welke dienaanÂ
gaande licht verschaffen en het zou mij niet verwonderen
zoo de origineelen der beide daarin aangehaalde stukken
eveneens in het bezit zijn geweest van Jhr. Beeldsnijder
van Voshol te Utrecht.
Het eerste stuk is niet gedateerd en luidt in (gebrekkig?)
afschrift aldus:
â??lek Johan soon van Johan Heer won Mathenes, ter
â??saeke van 't heyligh geloofï mij voortvluchtich beÂ
gevende naar elders, wegens de vervolgingen gepleeght
â??aan mijne bloedverwante veranderd mijne naeme om
â??eijgens levens behoudt mijnen kinderen dient dit bij
â??hebbent segel tot bewijs nahlatend goederen in veyliger
â??dagen dit Godt mach gheven.
(get.) Johan van Mathenes nu Beeltsnijder'.
Het tweede is eene 11 Mei 1602 voor het gerecht van
Rolde afgelegde verklaring van drie gewezen dienstboden
van Johan Mathenes nu Beeldsnijder, bewijzende de
identiteit van Johan Beeldsnijder te voren Mathenes,
op requisitie van Gerrit Beeldsnijder. Verklaard wordt:
dat Johan Beeldsnijder te voren Johan Mathenes om het
geloof vluchtte, dat zijn vader was Johan Philips van
Mathenes, die priester te Rome stierf, doch de moeder
onbekend, dat hij getrouwd was met de vrouw van
Almonde, doch na zijne vlucht en oud zijnde hertrouwde
met vrouwe van Strijen. Pieter Homm (?), een der declaÂ
ranten, verklaarde voorts nog, dat hij met hem uit
Warmond vluchtte den 30 April 1515 zijnde hij toen
zijn onderdaan en.'oud 1.4 jaren, dat de naaste vrienden
van den overste Jan van Mathenesse zijne goederen na
zig namen en hem voor dood opgaven.
De echtheid dezer beide stukken is bij gebreke der
origineelen niet te controleeren Het rechterlijk archief
van Rolde, berustende in het Rijksarchief te Assen, vangt
eerst aan met het jaar 1690, zoodat daarin niets aanÂ
gaande de verklaring van 1602 is te vinden. Intusschen
is het zeer wel mogelijk, dat dié verklaring inderdaad
is afgelegd en dat in dit geval Rolde daartoe is geÂ
kozen om dezelfde redenen, waarom men zich in 1631
tot de stad Gent wendde.
De inhoud van beide stukken komt in hooge mate
verdacht voor en onbegrijpelijk is, dat het geslacht BeeldÂ
snijder zich niet op. betere wijze heeft trachten aan te
koppelen aan de Matenesse's, dan in 1602 werd verÂ
klaard, immers Johan Beeldsnijder alias Matenesse zou
een zoon van Johan Philips van Matenesse zijn geweest,
') Dit jaartal zal eene vergissing zijn, immers eene vlucht om den
geloove in 1515 is niet waarschijnlijk en de declarant, die opgeeft
in dat jaar veertien jaren oud te zijn geweest, zou in 1602, het jaar
van het declaratoir, dus 101 jaren hebben geteld, hetgeen evenmin
bijzonder waarschijnlijk is. . , . â?¢
112'
die priester te Rome stierf, bij eene onbekende. Met
volkomen zekerheid kan dus reeds dadelijk worden geÂ
zegd, dat de wettige afstamming uit Matenesse noch
bewezen noch waarschijnlijk is en vergelijkt men.dein
de verklaring vau 1602 genoemde personen met de geneÂ
alogie van Matenesse in S. van Leeuwen's Batavia Illu
strata, welke ten opzichte van deze generatiën vrij beÂ
trouwbaar is, dan wordt het nog duidelijker, dat deze
beweerde afstamming der Beeldsnijder's uit Matenesse
door zeer ondeskundige hand in elkander is gezet en
onmogelijk juist kan zijn. Vermoedelijk is zekere overÂ
eenkomst tusschen het wapen gevoerd door de .BeeldÂ
snijder's en dat der Matenesse's de eenige aanleiding
geweest voor deze ongerijmde pretentiën.
Aanteekeningen uit de oude registers van
Retranchement (Zeeuwsch-Vlaanderen),
doo r PH. F. W. VAN ROMONDT. .
(Vervolg van XXXVII, 65.)
1683. III. Den 1 Mey sijn bij ons wettelijck ondertrout
Maximilianus vande Velde, wed. van Mary Laurensen
van Gent, onder 't Regiment van Burmannia met JanÂ
netje Cornelis wed. van Willem van Assel van Oesburgh.
Quod testor Hugo Fittz. Roelof van Montfoort. Jan
Barsele. Anna Herbaerts. Sophia van der Bergen.
1684. Den 5 lObr. 1684 syn by ons getrout: De
Heer Mr Cornelis Caen met juff. Elizabeth Thilenius.
(deze acte is 2 maal ingeschreven).
1691. Den 10 Meert syn by ons ondertrout Guljaem
Tak j. m. van Willebroek met Aeltien Tange j. d. van
het Retrenchement. De getuijgen sijn: Jacob Tange,
Jan Wantele, Catalina Tange. (in margine) getrout alÂ
hier, den 25 dito.
1693. 9 Feb. Syn by ons wettig getrout met attestatie
van Sluijs William Morray j. m., majoor onder het
regiment van den Heer Collonel Graham met Albertina
Sinteman j. d.
Namen der personen die in den dienst van Petrus van
Bergen alhier sijn ondertroud of getroud.
1696. Den 22 April sijn alhier met attestatie van Sluis
getroud D Hr Josephus Johannes Helvetiusj. m. met
juff. Willemine Sluimers j. d..
1698. Den 18 Meij sijn bij ons met att:.van Sluis getrout
Geerard van Gorkum Cap* Luitenant, wed. van Engelina
Molle met Maria Koolhans wed. van Jakob de Bevery.
Den 18 Septb. sijn bij ons in wettige ondertrouw opgeÂ
nomen Johannes Bon j. m. van 't Retr* met Dina de Beede
wed. van Adriaan Winand bijde alhier woonagtig. GeÂ
troud den 8 Octob. op S*. Anna ter Muijden.
1699. Den 6 Juny sijn bij ons in wettige ondertrouw
opgenomen Johannes Pinse j. m. van Oelem wonende tot
Zuidzande met Pieternella Tijdgat j. d. van Roosbee k
woonende op ter Hovste.
Getuigen: Philip Blansaart, Pieter Vereeke de Jonge,
Jaquemyndje Vereeke, Mary Geerings. Alsoo dese attest,
van Zuidzande bragten sijn bij ons getroud den 21
Junij 1699.
1705. Den 28 Marty sijn bij ons in wettige ondertrouw