13
14
3. Anthony, ged. te Breda 3 April 1649. Hij zal wel
zijn de in De Wapenheraut 1900 vermelde Mr. Anthonie
Wachmans, fabrieksmeester 1689 en weesmeester 1696
te Schiedam, f 20 April 1711.
Ik vond verder nog vermeld:
mgentken Jacob Wachmansdr., huisvrouw van
Jan Peeters van der Baech, begr. te Breda 7 Aug. 1604.
Kapitein Jacob Wachtmans tr. te Breda 7 Oct. 1664
Magdalena ten Haef.
Jacob Wachmans, schepen 1683â??'86 en weesmeester
1687, '88 te Breda. Mogelijk was hij de Jacob, die
blijkens Nav. 1881, blz. 403J op 28 Sept. 1653 te Breda
gedoopt werd als zoon van Pieter Wachtmans en
Ghristina Crillarts.
Wat ten slotte het wapen betreft, zij in de eerste plaats
verwezen naar een lijkblazoen in het klooster der 3de
Orde van den H. Franciscus. Het vertoont een zilver
veld, waarin een roode dwarsbalk, vergezeld boven van
drie zwarte vogels naast elkaar, onder van een zwart
molenijzer. Het omschrift luidt: Bidt voor de sielen
van de Wachmans.
De grafzerk van den in 1651 overleden Bredaschen
schepen Jacob Wachmans vertoont hetzelfde wapen,
behoudens dat het molenijzer vervangen is door een
zespuntige ster of bloem. (Zie de afbeelding in â??De
grafzerken in de Groote of O. L. Vrouwekerk te Breda,
uitgegeven door het Prov. Genootschap van K. en W.
in Noord-Brabant). Anthonie Wachmans te Schiedam
voerde inplaats van de zespuntige ster of bloem een
achtpuntige roode ster, de vogels heeten duiven (WapenÂ
her. 1900).
Op een wapenbord betreffende Hendrik Nicolaas
Sautijn (f 1765) in de kerk te Beverwijk is de balk
alleen vergezeld van de drie zwarte vogels, die hier
eenden worden genoemd (Mbl. XVI, kol. 103).
KORTE MEDEDEELINGEN.
Officieele negatie van adeldom.
Den lezers van dit Maandblad zal het niet ontgaan
zijn dat de Heer Mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk,
lid van de Eerste Kamer, tot den Minister van Binnen
landsche Zaken de vraag heeft gericht, waarom in het
jongste proces-verbaal der zitting van het Centraal
Stembureau tot het vaststellen van den uitslag der verÂ
kiezing van do leden der Eerste Kamer alle â??adellijke
titels en qualificatiën' zijn weggelaten.
Op deze vraag heeft de Minister, overnemende en
zich vereenigende met de inlichtingen die hij bij het
Centraal Bureau heeft ingewonnen, eenigen tijd geleden
geantwoord (zie o.a. Handelsbl. 6 Sept., ochtenbl., pag. 6).
Onder de argumenten die in casu tegen het vermelden
van de â??adellijke titels en qualificatiën' volgens dat
Stembureau pleiten, komt er een voor (de overige kunnen
wij hier terzijde laten) dat mij toeschijnt onjuist te zijn
in historisch-genealogisch opzicht. â??De titels of qualifiÂ
catiën1', zegt het Centraal Stembureau (en de Minister
beaamt het) â??maken toch niet een integreerend bestandÂ
deel van den naam of den voornaam uit, maar zijn,
ook in den gedachtengang en naar de terminologie van
het K. B. van 26 Januari 1822 (Stbl. n°. 1), praedicaten,
afgescheiden van naam en voornaam waartoe de dragers
van die namen gerechtigd zijn.'
Deze uitspraak is m. i. onjuist, in zooverre er geen
onderscheid gemaakt wordt tusschen een adellijk praedi
caat (Jonkheer, Jonkvrouw) en een adellijken titel, zooals
Baron en Graaf. Dit onderscheid bestaat wel degelijk,
en vandaar dan ook dat zeer terecht titels als Ridder,
Baron en Graaf worden geplaatst achter de voornamen,
.om te kennen te geven dat zij een integreerend deel
van den familienaam uitmaken, terwijl het woord JonkÂ
heer vóór de voornamen komt, omdat het inderdaad
slechts een praedicaat is.
De conclusie is deze: dat men in een stuk als waarvan
sprake is, de praedicaten Jonkheer en Jonkvrouw desÂ
noods zou kunnen weglaten zonder den familienaam
onjuist weer te geven, maar dat, in officieele stukken,
de getitreerde adel zijn titels behoort te behouden omdat
zij tot den geslachtsnaam béhooren en daaraan inhae
rent zijn.
In dezen tijd van algemeene nivelleering en van het
gaan ontbreken van iedere nobele historische traditie,
mocht dit m.i. hier wel eens gezegd worden.
Mr. F. E. POSTHUMUS MEYJES.
Ketel. (XLI, 353). Bij de vele KeteVs, die reeds
zijn opgesomd, willen wij ten slotte nog een minder
lofwaardig persoon van dien naam voegen. Wij beÂ
doelen nam. den, op pag. 89 van jaargang 1842 van
de Overijsselsche Almanak voorkomenden, Joris Ketel,
die een der voornaamste volgers en aanhangers was
van David Joris, een der voormannen der Wederdoopers.
Enkele gegevens omtrent hem zijn aldaar en op de
volgende pagina's te vinden, waaruit blijkt, dat er tegen
hem in 1544 eene crimineele procedure gevoerd is, die
met zijne terechtstelling door het zwaard eindigde.
Volgens Revius, den Deventer stadsbeschrijver, zoude
hij van edele geboorte geweest zijn.
R. T. MUSCHABT.
In het juist verschenen 13de stuk van het register
op de Leenaktenboeken â??Gelre' komt op blz. 778
de beleening voor van â??de Brandhoeven' te Beest,
die uit het geslacht van Zoelen overgingen aan de
KeteVs.
De Wijk-bij-Duurstedensche tak is hier in 4 generaties
vast te stellen, waarbij valt op te merken, dat Rudolpïïs
vrouw Maria van Alendorp van Aendolff wordt genoemd.
Tevens blijkt weer dat familiepapieren zelden geheel
verdicht zijn, immers Bernt Ketel is â??gesubstitueerde
maarschalk van Eemland' blz. 777.
P. M. v. WALCHBEN.
Vennekool . (XLI, 334). Jacob Cornelisz. Vennecool,
lettersetter, j m., in de Hypolytusbuurt X te Delft (aan
get. 2, waarsch. getr. 17) Mei 1587 Magdalena Stevens,
weduwe van Hartman Zymonsz., mede wonende aldaar,
hij was in 1600 nog met haar gehuwd (Delft Haard
stedenreg. 1600 Fo. 154 vs.) en woonde toen op de
Camaretten op den hoek van de Markt, in een huis met
2 haardsteden, zijn vrouw is begraven in de N. K.
4 Sept. 1624.
Verder komt in 1600 nog voor (Hstr. Fo. 416 vs.)