De Nederlandsche Leeuw, jaargang 42 (1924)

17-1 172 zelfde land, toen het na den opstand van 1830 nog­ maals zijne zelfstandigheid verworven had, in de lijn der traditie is gebleven door den Belgischen leeuw als wapèndier van het koninkrijk België aan te nemen. In den grond dor zaak is dus het Brabantsche wapen verdubbeld, eenmaal als wapen der prov. Brabant, andermaal als dat van het koninkrijk België, beide beschreven als: de sable au lion d'or, armé et lampassé de gueules. Onderscheid kan, eenigszins kunstmatig, alleen gemaakt worden door het verschil der neven­ stukken. Terwijl het wapen van het koninkrijk gedekt is met een gouden helm, gehouden door twee aanziende leeuwen in natuurlijke klour en geplaatst op een mantel, alles met vele bijzonderheden, dio hier verder niets ter zake doen, is dat der provincie, te oordeelen naar de beschrijving, gelijk het op dien mantel ter zijde van het rijkswapqn gevonden wordt, zonder dekking of schildhouders gebleven27). Er bestaat evenwel nog een derde Brabantsen lands­ wapen. In do Goneraliteits-landen, in 1648 bij den vrede van Munster gewelddadig van de Zuidelijke Nederlanden en voornamelijk van het hertogdom Brabant afgescheurd, is de herinnering der afkomst steeds levend gebleven. Do Raad van Bra­ bant, te 'sGraven hage voor de win­ gewesten ingesteld, gaat voort met het leeuwenwapen te voeren, thans bege­ leid door den pijlen­ bundel als teeken der souvereiniteit der Staten-Gene raal (Fig. 7), en in kaarten en prenten wordt nimmer ver­ zuimd symbolisch op de vroegere grootheid te wijzen . _. _ ... . . _ . _ u , *' Fig. 7. Wassen zegel van den Raad van Brabant. door versiering met 1591. sCh. 4/5. het al-oude landssym bool. Zoodra het gewest in 1795 tot zelfstandig­ heid komt onder den naam Bataafsch Bra band, nemen de Provi sioneele Representan­ ten, alle theorieën der Franscho revolutie ten spijt, bij resolutie van 22'Juni 1795 n° 7, zoo­ wel den Brabantschen leeuw, als het Bra bantsch wapen aan28) (Fig. 8) en aldus is het, metkorteonderbreking, Fig. 8. Lakzegel onder papieren ruit van Bataafsch Braband. t795. Sch. 3/2. ,7) 17 Mai 1837. Arrêté royal qui détermine le sceau de 1'Etat (Pasinomie 1838 pag. 507) te vinden in Pandectes beiges (1883) tom. 9 pag. 906. Behalve de beschrijving bevat het de zinsnede (art. 125): La nation beige adopte pour les armes du Royaume le lion belgiquo. !8) Resolutie, genomen in den jare 1795, gedrukt bij Palier. De tekst luidt: â??een zegel en cachet te doen graveereh, â?? dat dezelve zullen bestaan uit eenen gouden leeuw op een zwart veld.' toen de benaming van het gewest tijdens het Fransche Keizerrijk veranderde, tot den huidigen dag gebleven. Formeel was intusschen de zaak, sedert het verleenen en bevestigen van provinciale wapens tot de compe­ tentie des konings gerekend werd, vóór 1919 niet ge­ regeld. Wel vermeldt d'Ablaing van Giessenburg, dat de Hooge Raad van Adel, toen in 1829 sprake was eene zaal in het Kon. paleis te Amsterdam met do provinciale wapens te versieren, destijds eene briefwis­ seling met verschillende gouverneurs gevoerd heeft2 9), maar in het archief van den gouverneur van Noord Braband is hieromtrent niets te vinden en ook met do overige provinciën schijnt dit althans voorloopig tot geen officieel gevolg gevoerd te hebben. Eerst in 1919 besloten Prov. Staten van Noordbrabant ten gevolge eener in do vergadering gemaakte opmerking de kon. bevestiging aan te vragen, welke daarop verleend is vol­ gens de omschrijving: â??een gouden leeuw, getongd en geklauwd van keel, op.een veld van sabel, gedekt met de hertogskroon (sic) en gehouden door twee gouden leeuwen, getongd van keel'30). Fig. 9. Ook in dit geval.is het onderscheid met beide andere Brabantsche leeuwen wapens gezocht in'bijzaken, als in de bekroning, die hier een hertogshoed is, ë'n de schild houdende leeuwen, dit ditmaal niet van natuurlijke kleur, maar van goud zijn, getongd (waarom ook niet geklauwd ?) van keel. Het eerste versiersel is in het begeleidend adres gemotiveerd, â??als herinnering aan de vorsten, die voor de vroegere bevolking dezer streek vrijheden en rechten hebben gehandhaafd', hetgeen m. i. eene zeer zwakke motiveering is. De hertogen uit het Brabantsche huis hebben hunnen hoed nimmer op munt of zegel gevoerd. Eerst in de Anjftiende eeuw komt het gebruik op om een dergelijk stuk als embleem van macht een eigen plaats en rol in te ruimen, maar dan alleen boven het persoonlijk wapen van den sou verein. Boven het landswapen van Brabant komt de hertogsmuts voor het eerst voor op den Statendaalder van 1584 en wel met do uitgesproken bedoeling, dat het land, in opstand tegen den vorst, zich zelf als sou verein beschouwt, dat do hertogelijke macht uit het volk voortkomt, hetwelk vertegenwoordigd wordt door de Staten. Het is begrijpelijk, dat, zoodra de vroegere orde van zaken hersteld was, de regeering der Zuide­ lijke Nederlanden tot het laatst afkeerig is gebleven van den hertogshoed. De republiek der Zeven Vereenigde Provinciën echter kon over dat alles anders denken. Zij had den opstand voortgezet en het pleit gewonnen en het is dus geheel consequent, dat ieder der souvereine gewesten zichzelf of bij plaatsvervanging zijn wapen gekroond heeft. Met dat al blijft het vreemd, dat ook de Raad van Brabant (te 's Gravenhage) zich bij dit gebruik heeft aangesloten. Wel eigende dit gebruik zich bij het zegel van dien Raad, omdat deze het eenige college was, dat, althans naar den schijn, de gewestelijke tradities voortzette, maar van den anderen kant was Brabant, voor zooverre het onder de Noordelijke Nederlanden ressorteerde, geen souverein gowest meer en werd het als oorlogsbuit der M) Mr. W. J. B' d'Ablaing van Giessenburg, Nederlandsche ge­ meentewapens, inleiding pag. 13 en 14. so) Kon. Besluit van 15 Juli 1920 no. 78.