De Nederlandsche Leeuw, jaargang 44 (1926)

323 Fédération archéologique et historique de Belgique. Congres jubilaire. Bruges z.j. Verslag van het Museum van Oudheden te Rotterdam. Rotterdam 1926. (Gesch. van den Directeur van het Museum). Bijdrage tot de genealogie van de geslachten Martinius - Oosterbaan Martinius - Luderus (sinds het einde der 18e eeuw Ludérus) , door MR. H. F. WIJNMAN. Inleiding. De Heer H. W. M. J. Nieuwenkamp plaatste als bijlage achter de door hem in den â??Navorscher' van het jaar 1925 gepubliceerde genealogie van zijn familie enkele door mij verzamelde bijzonderheden omtrent het geslacht Luderus, waartoe ik hem gaarne toestemming had gegeven. Intusschen was de Redactie van dit Maandblad zoo welwillend een meer volledige genea­ logie van vermeld geslacht in haar kolommen op te nemen. Vooraf zij het mij echter vergund een en ander omtrent de ontdekking der oudste generatie's en den samenhang der geslachten Martinius en Luderus mede te deelen. Bij het opvoeren van de stamreeks van laatstge­ noemd geslacht, vond ik als eerste van dien naam vermeld Paulus Luderus, kok te Amsterdam. Deze ondertrouwde â?? geassisteerd door zijn moeder â??Marie Pipaert' â?? te Amsterdam d.d. 22 Febr. 1670 op 27-jarigen leeftijd met Anna de Raaf. De geboorte van Paulus Luderus moest dus gesteld worden tusschen Febr. 1642 en Febr. 1643, en inderdaad trof ik in het doopboek der Nieuwe Kerk te Amsterdam de volgende doopacte aan : (1642) Den 13 (July) van D. J. Laurentius Coenraet Martensz ) Marike Pijnarts > Paulus. Paulus Pij part j De inteekenacte der ouders was thans gemakkelijk te vinden èn luidde aldus : (D. T. B. Amsterdam 466 f°. 83) â??Den 3 Augustij 1641 compareerden als voore Coenraedt Martenss van Campe woon in de Pieter Jacobstraet out 27 jaer gtoon acte van moeders con­ sent & Maria Pipaerts van A. out 21 jaer geasst met haer- vaer Paulus Pipaers op de O. Z. Achterwal etc., (i. m.) W. K. (d. i. Walenkerk), koek, De geboden sijn in de franse kerk sonder vhindering gegaon, (w. g.) Conrat Matensen, Maria Pipaert'. Deze actie gaf echter geen licht over de quaestie waarom Paulus later den naam Luderus heeft aange­ nomen. Stond deze naam in verband met den voor­ naam Luder of Luderus, die een enkele maal wordt aangetroffen1)? Voorloopig bleef dit een open vraag. ') Zoo noteerde ik b.v. uit de huwelijksinteekenacten te Amster­ dam: (D. T. B. 495, 203) 25 Oct. 1670 Luder Outmans, van Olden burg, 25 jaar en Hilletie Broeckhuysen, van Emmerik, 24 jaar, (D. T. B. '539, 135) 12 Febr. 1706 Luderus van Limburgh, van Vianen, schoenmaker, 23 jaar en Catrina van Werkhoven, van Cuylenburgh, 23 jaar, (D. T. B. 622, 28) 18 April 1777 Luderus van Limborg, van Vianen, wed. Catharina Mooy en Geertruy Vowinkel, van Noorthoorn, wed. van Fredrik Roos. â?? Luderus Vogelzang 324 De doopacte van een tweeden zoon uit het huwelijk van Coenraet Martensz. bracht een verrassing, immers deze luidde aldus (eveneens Nieuwe Kerk): den 4 Augustij (1643) D Roelof Pieterz Coenraet Martensz J Maria Piparls [ Martinus. Franciscus Martinus ) Als getuige fungeerde dus bij dezen doop de dich­ ter Ds. Franciscus Martinius (geb. Kampen 1611), die niet anders dan een broeder kon zijn van Coenraet Martensz. Het bleek mij dat Dr. J. C. van Slee een zeer interessante en lezenswaardige monografie over dezen Eper predikant had geschreven (1904), welke monografie voornamelijk gebaseerd is op de in 1653 uitgekomen â??Epistulae ad amicos' van Martinius. Helaas bezit slechts de Koninklijke Bibliotheek te Brussel een exemplaar van deze â??Epistulae', zoodat ik niet in de gelegenheid was er inzage van te nomen. Het boekje van Dr. van Slee is echter voldoende om de familieleden te leeren kennen welke Martinius noemt. De oogst valt niet mee : eigenaardig is reeds dadelijk dat Martinius nimmer de eigennamen noemt, wanneer hij over zijn moeder, broeder en zusters spreekt. Over zijn broeder zegt hij b.v. pag. 366: â??frater meus coquinariam exercet, quae medicinae famulatrix est' (van Slee, blz. 77), duidelijk is dat hiermede Coenraet Martensz bedoeld is. Zijn oudste zuster gedenkt hij o.a. aldus pag. 178: â??Ego quoque ipse sororem amisi natu maximam, an praemisi dicam. Córte ftay.u()iCio illam xijo rslsin-ija, quia quamdiu vixit, misère vixit' (Verslagen en Mededeelingen Vereen, tot beoef. v. Overijss. Regt en Gesch. 1913, 298t0 stuk. blz. 21). Verder noemt hij nog een tweede zuster, te Amsterdam in 1636 overleden. Na den dood van deze beiden spreekt hij wederom over een oudste zuster, die getrouwd te -Amsterdam woonde (o.a. pag. 473, dd. 12 Mei 1645). Met eenige moeite gelukte het mij in die stad haar inteekenacte te vinden, welke aldus luidt: (D. T. B. 460, 143) â??Den 19 Meert 1644 C. a. v. Mathias Vasseur van Rijssel, hoedemackersgesel, woon op de N. Z. Achterbwall geen ouders hebbende, ge­ asst met sijn oom Charles le Ruys, out 23 jaer & Geesgie Martens van Campe out 22 jaeren geasst met Coenraet Martensz haer broeder op de oude shans, (i. m.) haers moeders csent uytebrengen voort 3 gebodt. Franciscus Martinus tot Epe die vclaert des moeders consent. Dese personen sijn 10 April 1644 getrout tot Diemen door Johannes Boutius predt aldaer, (w.g.) M, Geesien. Martens'. Over zijn vader spreekt Martinius nimmer, dezen vond van Slee in n°. 6474 van het Oud-Archief van Kampen (Mr. J. Nanninga Uitterdijk, Register van Charters en Bescheiden in het Oude Archief van Kampen, dl. VIII, blz. 91): â??Andreas ten Indijck zoon van Andries ten Indijck en Fransiscus Martini zoon van Marten van Luinenburch-) worden tot alumni was in het begin der 17e eeuw predikant te Oldonzaal. De geslachts­ naam Luders is natuurlijk het pationymicum van den voornaam Luder. s) Van Slee neemt aan dat Marten van Luinenburg toentertijd nog leefde. Dit is echter onjuist, zooals zal blijken. â?? Overigens komt Martinius in het in 1908 verschenen IXe deel van hot Oud Archief van Kampen nog voor als â?¢ Frans Martens Luinenburch (n°. 7228) en Fransiscus Martinius, zoon van Marten Luynenburch (n°. 7110).