131 132
VI. Everard van Weede, beleend met Lutteke Weede
1449, met Weede 1462, f 1469, tr. Cornelia van
Beeck Jacobsdr.
VII. Everard van Weede, beleend met Zeldert 12 Juni
1469, enz. enz.
Deze stamreeks was~ aldus opgesteld uit acten of afÂ
schriften van acten berustende in het Familie-archief
t-an Weede en werd, toen eenmaal de afstamming van
Bosch van Weede uit van Weede (zie dit Maandblad
jg. 1910) was aangetoond, als juist aangenomen.
Toen ik in de gelegenheid was gesteld kennis te
nemen van het actenmateriaal, in het Familie-archief
aanwezig, bleek mij, dat de bewijzen van aanhechting
der generaties I, II, III en IV â?? al hebben de daarbij
genoemde personen ieder afzonderlijk bestaan â?? niet
uit die acten te bewijzen was en dat die afstamming
als zoodanig ook hoogst onwaarschijnlijk was.
Het was om deze reden, dat in de verleden jaar
verschenen uitgave van de Redactie van Nederland's
Adelsboek, getiteld: De Nederlandsche Adel I, 1925,
de stamreeks van het geslacht van Weede werd vermeld
als aanvangende met Elias van Weede, die sedert
1411 voorkomt.
Nadien kon ik echter mijn werkzaamheden in meer
bedoeld Familie-archief voortzetten en ook in verband
daarmede onderzoekingen in de archieven te Utrecht
doen, waarbij mij ten slotte bleek, dat niet alleen de
generaties II, III en IV onjuist waren, maar dat de
sub VI genoemde Everard van Weede een geheel andere
afstamming had, dan tot dusver was aangenomen, hetÂ
geen al dadelijk in het oog springt, als ik hier medeÂ
deel, dat zijn vader niet Elias heette, waardoor zijn
verdere voorouders of die dan juist of onjuist waren
vermeld, geheel vervielen. Wij zullen thans aangeven,
waaruit dit bleek en beginnen daartoe met de mede
deeling, dat de sub VII genoemde Everard van Weede
inderdaad beleend was met de tienden van Zeldert
(niet met Zeldert zelf zooals de stamreeks vermeldde
en ook niet op 12 Juni 1469, doch op 12 Juni 1457).
Men vindt deze beleening in het Stichtsche leenregister,
dl. 1456â??1494 op folio 29vso, waar men leest:
item beleent Evert van WTede Evertszoen, nae dode
Everts van Wede siins vaders, den tienden van
Zeldert mit sinen toebehoeren, presentibus Gerit van Zuylen
van Blickenborch end Johan Willemszoen. Actum anno
ut supra (1457) XII Junii.
De vader van Evert, ook Evert van Weede geheeten,
(generatie VI) vereenzelvigde men met den Evert van
Weede, die in 1469 van zijn ouderen broeder Elias van
Weede de lijftucht ontvangt van de tienden van Groot
Weede, Lutteke Weede en ten Schoonenoorde (LeenÂ
register van IJsselstein, dl. 1406â??1563) en die in een
Amersfoortsche schepenacte van â??in profesto Pancratii'
(11 Mei) 1479 voorkomt, waarin Elys van Wede en
Dieric siin wijve, Jan van Wede en Jut siin wijve,
en Evert van Wede, gebroeders, ten goede schelden aan
Weyndelmoet Hanicks de helft van huis en hofstede,
gelegen op â??dat Grote Kerkhof' (te Amersfoort), daar
Weyn thans in woont (dl. 1478â??1503).
Daar nu uit tal van acten, o.a. leenacten van de
baronie van IJsselstein, te bewijzen was, dat de vader
van bovengenoemde broeders Elias en Jan van Weede,
Elias van \ eede de oude was, nam men ook als vader
van Evert van Weede (generatie VI) dezen Elias van
Weede aan, en daar diens vader weder Elias heette,
waren de generaties V en IV daarmede vastgesteld.
Het verbaast ons echter, dat men geen aandacht
geschonken heeft aan den inhoud van de leenacte,
waarbij in 1457 Evert van Weede beleend werd met de
tienden van Zeldert, omdat blijkens deze acte zijn vader
Evert in dat jaar overleden was en dus niet in 1469 en
1479 nog compareeren kon in de 2 bovenvermelde acten
van die jaren en dientengevolge geen zoon kon zijn
van den Elias van Weede, die in 1449 met Lutteke
Wede werd beleend.
Er moesten derhalve gelijktijdig twee hverfs van
Weede zijn geweest, de eene komt o.a. voor in 1469 en
1479 met zijn broeders Elias en Jan en had tot vader
Elias van Weede, de andere overleed in 1457 en had
een ander tot vader.
Hoe verwonderlijk het ook is, dat men deze twee
Everfs tot één persoon gemaakt heeft, nog onbegrijpeÂ
lijker is het, dat men nimmer den voor de hand liggenden
weg heeft ingeslagen om den waren vader van den in
1457 overleden Evert van Weede te vinden. Immers
waar zijn gelijknamige zoon Eveü in 1457 beleend
wordt met de tienden van Zeldert, vermits overÂ
lijden van zijn vader, ook Evert van Weede geheeten,
daar moet toch die vader ook eertijds beleend zijn geweest
met dat zelfde leen en lag een onderzoek in de in ieders
bereik zijnde Stichtsche leenregisters toch voor de hand.
Een daarin gedane nasporing leert dan ook onmid
middellijk, dat de beleening met de tienden van Zeldert
voorafgaande aan die van 1457, van het jaar 1435 is
en aldus luidt:
1435. feria secunda post assumptio7iis Marie (22
Augustus) Item beleent Evei t van Wede den tienden van
Zeldert rnyt sinen toebehoeren, soe llenric van Wede
siin vader, des ivlgegaen is, datum et anno ut supra
Presentibus Jacob Borre van Amerongen et Henric Cosiin
van IJsselt.
De vader van Evert van Weede (gen. VI) is dus niet
Elias van Weede (gen. V), maar een Hendrik van Weede,
die in 1435 zijn leen, de tienden van Zeldert, afstond
aan zijn zoon, waarna deze ermede werd beleend.
Hiermede verviel de geheele afstamming van het
geslacht van Weede uit do twee Eliassen en moest een
nieuwe afstamming worden gezocht uitgaande van den
Hendrick van Weede van 1435 bovenvermeld.
Dit kostte natuurlijk niet de minste moeite, door de
beleeningen met de tienden van Zeldert uit de Stichtsche
leenregisters hooger op te volgen, was de nieuwe afÂ
stamming spoedig vastgesteld. Men oordeele slechts:
1403. item beleent Hendrick van Wede den tienden tot
Zeldert boven des weges end van Baslertshoeve met alle
sinen toebehoren, gelegen int gericht van Loesderkerspe! 1).
Actum Horst Xllll Oclobris, presentibus Jan van Zuijlen ,
heer Melys TJten Enge, ridder, Dirck Bor, /acob van
Zulen, post morlem Ziveders van Wede, die Steven van
Wede, sinen baslerlsoen die nahant dairan gemaickt hadde
(dl. 1394â??1423, f». 37vs°).
') Leusden bij Amersfoort.