141
142
1848, kolonel tit. 15 Sept. 1852, generaal majoor
tit. 26 Juli 1866, overl. op den Bosch te Bruni
men 25 Aug. 1866, huwde te Leiden 1 Dec.
1825: Anna Wilhelmïna tan de Wijnpersse, dr.
van Samuel Joannes van de Wijnpersse en II ilhel
mina Jacob'ma Vetbrugge, geb. 2, ged. to AmÂ
sterdam iu de Oude kerk 16 Mei 1794, overl.
op den Bosch te Brammen 25 Mrt. 1852.
Uit dit huwelijk een jong overl. dochter.
6°. Maria Anna Jacoba, geb. 12 Nov. 1798, jong
overl.
7°. Herman, geb. 2, ged. te Zutphen 12 Oct. 1800,
overl. 29 Nov., begr. te Zutphen 3 Dec. 1800.
Uit het tweede huwelijk één zoon:
8°. Hewi Just Jacob, geb. 3, ged. te Zutphen 25 Oct.
1809, overl. op Tongeren (gem. Epe) 29 Juni 1826.
Een legpenning terechtgebracht
door
Jhr. Mr. F. BEKLAEETS VAN BLOKLAND.
In zijne â??Handleiding voor Verzamelaars van NederÂ
landsche Historiepenningen' (Leiden, 1825) beschrijft
G. van Orden, onder n° 277, een penning uit het jaar
1529, in dezer voege:
J. H. 8. Nasarenui- Judeorum 1529.
Afbeelding, oen achtkant wapenschild met gouden
dwarsbalken en acht eksters.
(Kz.) Mise: mei Deus seid mugna nieam tuam.
Afbeelding, een wapenschild met negen boomen, vier,
drie en twee geplaatst, op het veld de letter P. SomÂ
tijds ook de letter V en ook met Rex Judeorum.
Hij meende, dat dit stuk ten onrechte bij de legÂ
penningen placht te worden geplaatst, en achtte het
waarschijnlijk een Duitsche familiepenning.
In het vijf jaren later verschenen tweede deel van
zijn werk verbetert van Orden het randschrift aan de
keerzijde aldus:
Mise mei deus seedz magnanimam tuam
en oppert hij, met het oog op de overeenkomst van het
wapen ter voorzijde met dat op den bij van Mieris III,
blz. 125, afgebeelden fraaien penning ter eerc van den
Utrechtscheu domproost Cornelis van Mierop, de meening
dat de penning â??tot de familie van Mierop zou kunnen
behooren.'
Dugniolle beschrijft in â??Lo jeton historique des dix
sept provinces des Pays-Bas' (Brussel 1876), naar zijn
eigen exemplaar, den penning, onder n° 1226, vrijwel
als van Orden. Het randschrift aan de voorzijde doet
hij echter voorafgaan door een leeuwtje en het wapen
aan die zijde .beschrijft hij als: drie dwarsbalken beladen
met acht moerlen, 3, 2 en 3. De keerzijde heeft MAG
NAMIAM in stede van MAGNANIMAM, de negen booÂ
men worden beschreven als negen vruchten en naast het
wapen staan de letters V en D.
Merkwaardigerwijze komt Dugüiolle's beschrijving niet
geheel overeen met de door hem op plaat I gegeven
afbeelding van den legpenning. Wat de voorzijde betreft,
is op die afbeelding van het leeuwtje niets te zien, de
figuur doet veeleer aan een roos denken. Het randschrift
heeft verder het woord REX tusschen NASARENVS
en JVDEORVM en het wapen vertoont duidelijk twee
dwarsbalken, vergezeld van acht zoomswijze geplaatste
meerlen. Het randschrift der keerzijde schijnt op de
afbeelding te luiden: MEM. EDEVS + SECD 3 MAG
NAMEAM ME, en de figuren van het wapen hebben
meer van bloemen aan afgesneden stengels dan van
vruchten, inheemsche vruchten van dien vorm zijn mij
althans niet bekend.
In zijne aanvullingen en verbeteringen lascht Dugniolle
wel aan de voorzijde het woord REX in en verbetert
hij aan do keerzijde de woorden SECDZ en MEAM, onder
aanteekening dat Oudaan TVAM geeft, maar de overige
verschillen laat hij onbesproken. En aan een toeschrijÂ
ving van den penning waagt de geleerde schrijver zich
niet verder dan een vraag: J'ignore'a quelle familie
appartient ce jeton. Serait ce a la familie Van Mierop?
Het antwoord op die vraag werd dusver niet gegeven.
De legpenning komt niet dikwijls voor. In den cataÂ
logus eoner op 20 Maart 1924 door de firma Schulman
te Amsterdam gehouden veiling wordt hij vermeld als:
â??Jeton al'écusson de la familie Mierop ou Cuych', terwijl
overigens de beschrijving blijkbaar aan Dugniolle is
ontleend en op diens voetspoor de figuren van het wapen
ter keerzijde als vruchten blazoeneert.
Voor het determineeren van den penning scheen het
mij in de eerste plaats van belang, vast te stellen wat
hij nu eigenlijk te aanschouwen geeft. Vergelijking van
enkele exemplaren, waartoe de Directeur van het KoninkÂ
lijk Penningkabinet welwillend mij in staat stelde, leerde
het volgende.
De voorzijde geeft inderdaad het bekende wapen van
Cuyck of Mierop en als randschrift:
(eenroosje) IHS-NAZARENVS-REX-IVDEORVM-1529.
De keerzijde geeft, tusschen de letters V en D een
wapenschild waarin negen bloemen aan afgesneden bla
derlooze stengels. Het randschrift luidt:
(een vierblad) MISE-MEI-DEVS-SECD 3
MAGNA-MIAM-TVAM,
hetgeen ik zou willen lezen: Miserere mei, Deus, secundum
magnam misericordiam tuam.
In aanmerking nemende dat de legpenningen in de
eerste helft der zestiende eeuw in het bijzonder bij de
verschillende rekenkamers in gebruik waren, kwam het
mij niet twijfelachtig voor, dat de voorzijde van den
onbekenden penning de herinnering bewaart aan Mr.
Vincent Cornelisz., in zijn tijd algemeen bekend als â??de
Groote Vincent', sedert 1515 rekenmeester in den Haag
en die vervolgens de functiën bekleedde van tresorier
der charters en registers van Holland, tevens register
houdende van de leenkamer, en van tresorier-generaal
der domeinen en financiën van Keizer Karei V te Brussel,
waar hij op 14 Juni 1550 in den ouderdom van 81 jaren
overleed en in de Augustijnenkerk onder een zerk met
zijn wapen begraven werd.*)
Niet minder goed dan voor de financiën des Keizers,
dien hij gedurende bijna een halve eeuw gediend heeft,
zorgde Mr. Vincent blijkbaar ook voor zijne eigen beÂ
langen. Hij was een vermogend en invloedrijk man, die
aan zijne kinderen aanzienlijke goederen heeft nagelaten.
Of hij, zooals o. a. door S. van Leeuwen in de â??Batavia
1) De zerk is afgebeeld tegenover blz. 271 van Deel I, 21' stut,
van â??Le grand Théatie sacré du Duobé do Brabant''.
Van Mr. Vincent's verschillende heerlijkheden wordt in het grafÂ
schrift alleen Cabauw vermeld.