175
176
Aanvullingen en verbeteringen op de stamreeks
van der Mandele
uit de registers der Dordtsche Munt in het
Algemeen Rijksarchief,
door J. W. A. HAAGEN SMIT.
De stamreeks vindt men in Ned. Patriciaat 1917,
blz. 250 e. v.
I. Dirck Oclcers wordt meester-munter op de 3° stads-
plaats in April 1541 na Paschen. Daar zijn eenige
erfgename Oeertruid Dirksen na zijn dood huwt
met Jacob Joosten (v. d. M.), van beroep linnenÂ
wever te Dordt, erft haar oudste kind het recht
van opvolging op deze muntersplaats.
Na den dood van Dirck Ockers staat dus de
meester-plaats ledig en komt men overeen daar
tijdelijk te laten werken Adriaan Ockers, diens broeÂ
der, die er echter geen recht op heeft. Deze Adriaan
heeft nu tijdelijk dezelfde rechten als de overige
meesters, begint te werken 12 Maart 1562, is provoost
der munters in 1576 en sterft tusschen 1588â??1592.
Natuurlijk volgt er na strijd om het kostbare bezit
van de 3° meester-munter-plaats. De kleinzoon van
Adriian Ockers vraagt er om in 1592, in concurrentie
met Jacob Joosten, den linnenwever, welke laatste
zegt dat zijn zoon, de eigenlijke wettige bezitter na
zijn moeder, nog te jong is om er te werken. De
sermente vindt een oplossing, door weder de plaats
tijdelijk in handen te geven van den vader Jacob
Joosten tot aan de meerderjarigheid van zijn zoon.
De proef doet hij 14 Nov. 1592, waarna hij het
meester-munterschap als zetbaas waarneemt en zijn
eigen zoon op zijn eigen knaapplaats (helper) aanÂ
stelt.
II. Bij zijn meerderjarigheid neemt Dirk Jacobs (v. d. M.)
dan zelf door proef op 13 Juni 1598 zijn meester
munter-plaats in beslag en stelt op de opengekomen
knaap-plaats in 1603â??04 zijn broeder Joost Jacobs
aan.
III. De volgende meester-munter op de 3e plaats is Jacob
Dirkszoon (v. d. M.), die zijn proef doet 23 Mei 1626,
maar reeds 1650 sterft, zoodat de meesterplaats onÂ
bezet blijft doordat zijn oudste zoon Bartholomeeus
Jacobsz. van der Mandele nog te jong is.
III bis. Vermoedelijk om het gezin niet tot armoede te
laten vervallen wordt Abraham Dirksz., broeder van
III, op 21 Febr. 1629 knaap op de 3e plaats, sterft
1633, waarna zijn andere broer:
III ter. Isaak Dirks hem als knaap opvolgt 8 Sept.
1633.
De zoon van Isaak wordt, buiten de eigenlijke
organisatie om, tot tijdelijk knaap in surplus benoemd
13 Sept. 1662 en in 1678 wegens vechten 1 jaar
geschorst. De naam van dezen vechtenden knaap
is Dirk Isaacs van der Mandele.
IV. Bartholomeeus Jacobs van der Mandele, werkte eerst
eenigen tijd op zijn eigen knaap-plaats en doet proef
op zijn meester-plaats 16 Aug. 1666. Hij is meerÂ
malen gezworene en ook provoost (1685â??86), hoewel
hij bijna niet kon schrijven, wat bij de officieren
der munt een zeldzaamheid was. Hij wordt door de
vereenigde munters aangesteld 24 Aug. 1689 als
conciërge of waard in den muntkelder. Uit dezen
kelder haalden de munters hun drank accijnsvrij,
de waard dreef de slijterij, woonde vrij in het muntÂ
huis en hield een rekeningboek. Hij sterft Aug.
1706, terwijl zijn vrouw door de munters is beÂ
graven in het boekjaar 1703 â?? 04.
IVbis. Jacob Jacobs v. d, M., broeder van IV, wordt
knaap bij dezen 18 Aug. 1666 en sterft vóór 1680.
Zekere Dirk van der Mandele, wellicht ook een
broeder, wordt door de munters begraven 1685â??86.
V. Willem v. d. M. Bartholom.z. heeft wellicht geen
lust in het muntbedrijf, want men vindt hem Nov.
1696 en Juni 1699 in een kaarsenmakerswinkel te
Rotterdam, gehuwd met Maria van Dalen. WaarÂ
schijnlijk een dochter van den meester-munter CorÂ
nelis v. D. Wïllemsz, gehuwd met Anna Westerburgh,
die in 1676 op een reis te Keulen zonder aanleiding
door een sergeant wordt vermoord, â??de weduwe
bleef toen met 10 vaderlooze kinderen zitten, waarÂ
van 9 dochters en 1 zoon, die zeer miserabel geÂ
broken is'. Willem is Nov. 1696 de eenigst overÂ
geblevene zoon zijns vaders en toen 30 jaar oud.
Hij vertrekt vóór zijns vaders dood, als assistent,
voor de kamer Zeeland in 1701 naar Indië, vaart in
1702 met het schip Grimmesteyn als bottelier uit en
is 8 Juni 1706 vermoedelijk in Indië aan boord van
het schip â??Nederland'. Vóór zijn vertrek had hij
bij notaris Johan van Someren te Rotterdam aan
zijn vrouw volmacht gegeven om als het noodzakelijk
was de hem aan te erven plaats te verkoopen dd.
25 April 1701. Daar nu de vrouw met drie kleine
dochters in deplorabelen toestand bleef zitten, vraagt
zij de opengevallen plaats te mogen verkoopen op
15 Sept. 1707. Na zeer veel moeite wordt haar 7
Nov. 1708 verlof gegeven tot verkoop van de 3e
plaats aan Corstiaan Bachus te Dordt (toestemming
van generaalmeesters 6 Dec. 1708). Bachus doet
zijn proef 21 Dec. 1708.
De noot op blz. 251 in Ned. Patriciaat is dus niet
geheel juist, daar niet Willem zelf maar zijn vrouw
de plaats overdoet.
V bis. Jacob Barthol.z. v. d. M. volgt zijn oom Jacob
Jacobs (IVbis) op als knaap 26 April 1680, wellicht
oefende hij daarnevens het beroep van kuiper uit
zooals Ned. Patriciaat zegt.
Bij zijn dood in Nov. 1696 blijft zijn wed. met
5 kinderen achter en bepaalde hij eigenlijk wederÂ
rechtelijk den 17 Nov. 1696 dat hij zijn knaapplaats
had afgestaan aan zijn oudsten zoon Bartholomeeus,
die toen slechts 5 jaar was, maar met spoed direct
na de begrafenis 26 Nov. 1696 als knaap wordt inÂ
geleid.
Willem van der Mandele, de toekomstige erfgeÂ
naam van de meesterplaats, aan wien dus ook de
knaapplaats zal behooren, verlangt geld en verzet
zich tevergeefs. Het schijnt dat zijn vader deze
zaak buiten hem om heeft geregeld.
VI bis. (In Ned. Patriciaat VI genoemd). Barthol. Jacobsz.
van der Mandele komt als knaap op de 3e stads,-