De Nederlandsche Leeuw, jaargang 47 (1929)

247 248 is dus dat het wapen Leyssius waarschijnlijk eene kwar tilleering is der wapens de la Hamayde (de Renaix) â?? en wel misschien uit den tak van den Abeele â?? en Colynssen of Colen (Van Dubbelmonde) met veranderde kleuren.6) Indien dit wapen dus terecht gevoerd werdj geeft het waardevolle aanwijzingen omtrent de afstam­ ming, al blijft er dan ook twijfel wat de manstam was. Nu was er in het Oosten van Zuid-Beveland een geslachti van Oolynen, ambachtsheeren en bedijkers van Colyns polder bij Ierseke. Zou de weg over dit geslacht van, kleine leenmannen gaan? Zijn er zegels van bekend?) Het moet niet verward worden met het burgemeesters­ geslacht Colynssen te Veere, waarvan eveneens herhaal-: delijk leden genoemd worden onder de adellijke leen-! mannen van Zeeland, wier zegels mij trouwens evenmin bekend zijn. Maar keeren wij terug tot de stamreeks. Melchiorj Adriaensz (het eerst te Goes vermeld 1 Juli 1575 als kooper van een huis) komt nooit met den naam Leys­ sius voor, al zal hij dezen misschien reeds verlatijnscht hebben bezeten, immers er was te Goes ook eene Katho­ lieke familie Leyssius welke ik niet kan aansluiten en welke dus vermoedelijk vóór het baanbreken van de' Hervorming is afgesplitst11). Of Melchior zelf Hervormd was, is niet met zekerheid te zeggen. Zijne zuster was( het en zijne kinderen uit zijn 1° huwelijk waren het ook, het is echter mogelijk dat uit zijn jongsten zoon Jacob uit zijn 2° huwelijk de Katholieke tak sproot. Hij huwde lc Martina aen Dijcxken, dochter van) Cornelis aen Dijcxken, wiens niet bij name genoemde weduwe land huurt onder de ambachten Nisse en 's-Heer abtskerk (o. a. in 1567) dus even ten Westen van Capelle-I Biezelingen. Cornelis zal dus landbouwer zijn geweest en Melchior's eerste vrouw sproot niet uit Goes. Dit versterkt de Biezelingsche theorie. Zij overleed in of kort voor 1598 met nalating van 7 kinderen (Weesboek Goes). Melchior hertrouwde spoedig (voor 1602) en ditmaal met eeneGoes sche, nl. Mechelina Bollaert, dochter van Jacob. Dit huwe-f lijk â?? hetwelk echter merkwaardigerwijze evenmin als het volgende te Goes is ingeschreven, hetgeen op het belijden van den Katholieken godsdienst 12) schijnt te wijzen, im| ') De eerste maal dat ik den naam Leyssius te Goes vermeld vond is in 1619 bij den notaris Jan Cornelis Leysseus, in 1609 als zoo­ danig geadmitteerd, die echter meestal evenals zijne overige familie Leyssens heet. Hij was gesproten uit 'een geslacht van baljuweri, dijkgraven en secretarissen van Baarland. Of dit eene zijtak was van de familie Leyssius heb ik niet kunnen uitmaken. Ook zegels vond ik niet. 1!) Er is uit dit feit geen zekerheid te verkrijgen, want de be­ grafenissen van de eerste Goessche Leyssiüssen o. a. van den Pro testantsohen Adriaen, f 1637, ontbreken eveneens in de registers, 1627. 1795, 1729, 1682, 1642. 1693, (1697 1628. 2 Juli. 2 Februari. 18 Februari. 28 December. -1699). mers de Katholieke registers gaan minder ver terug â?? bracht hem te midden der Goessch e regentenfamilies. Zij overleed c. 1610 en liet twee kinderen na (Weesboek Goes). Haar man trouwde ten derde male, nu met Naenken (= Adriana?) Wittebroet uit Vlaanderen. Hij overleed echter spoedig (2 Juni 1611, Weesboek Goes), zoodat de boedel van zijn tweede huwelijk nog ongescheiden was, in totaal 9 kinderen nalatende, waarvan de oudste, Adriaen, die den stam heeft voortgezet, in 1698 22 jaar oud was en dus in 1575 of 1576 is geboren. Diens grootmoeder Janne Willems liet hem blijkens de boedel­ scheiding een legaat na. Zij was dus of de vrouw van den eersten Adriaen of van Cornelis aen Dijcxken. Dat de in 1576/6 geboren Adriaen de kleinzoon was van den eersten Adriaen is duidelijk, rest slechts te bewijzen dat hij identiek is met den in het Adelsboek als stamvader genoemden Adriaen Leyssius. Dit bewijs is op verschillende manieren te leveren, o. a. door transporten van huizen, maar het eenvoudigste bewijs berust op het feit dat een van zijn zoons majoor der stad Goes was. Dat was het dagelijks bezoldigd hoofd van de schutterij en er was steeds slechts één dergelijk functionaris tegelijk. Deze, Pieter genaamd, komt afwisselend voor als Pieter Adriaensz, Pieter Adriaen Melsz. (= Melchiorsz.) en als Pieter Leyssius. Om een enkel voorbeeld te noemen, in de Goessch e stadsrekeningen van 1662â??1673 heet hij steeds de majoor Pieter Leyssius, in eene marginale kwijting van 30 Jan. 1669 in het Goessch e register van plechten enz. â??Pieter Adriaen Melssen, nu maior deser stede.' De naam Leyssius werd dus toentertijd afgewisseld niet het aan den grootvader ontleend patronymicon Melssen (= Melchiorszoon). Dit wetende is het niet moeilijk verschillende ontbrekende akten te vinden, als bv. het huwelijk van den tweeden Adriaen (I van Nederland's Adelsboek) en den doop van Anthony (II). Hierbij gaat eene tabel met de voornaamste gegeven s en een tabellarisch overzicht van het geslacht van den Abeele, hetwelk op authethieke gegevens berust. Het loont de moeite dit overzicht naast de bestaande genea­ logieën van den Abeele te leggen. Te zijner tijd hoop ik de documentatie ervan te publiceeren. hetgeen schijnt te wijzen op een familiegraf in een der nabij gelegen dorpen, in welk dorp misschien ook de huwelijken werden gesloten. Toch is dit vreemd, want men zou zoggen, indien zij te Goes lidmaat waren, moest toch attestatie worden verleend. De waarschijnlijkste oplossing is dat Melchior Katholiek was en men daarom geene hu­ welijksinschrijvingen of attestaties hun betreffende vindt, terwijl bovendien hij en zijn zoon Adriaen buiten Goes een familiegraf bezaten. Begravenen in de Broederkerk te Kampen, Maeten. Malo. Meerman. Metraedt. Minicus. Moei-weer. Moywertien. Moek. medegedeeld do|or C. J. WELCKER. (Vervolg van XLVII, 230.) de dochter van Henrick. Anna. Evert. de neef van Melger. Hendrick. de neef van. Peter â??, hoe'demaker.