De Nederlandsche Leeuw, jaargang 47 (1929)

367 368 Dé oudste generaties van het geslacht van Goudoever, door G. VAN KLAVEREN PZN. In den XI8n jaargang van, â??De Wapenheraut' (1907) publiceerde de heer Jhr. van Beresteyn een genealogie van het geslacht van Goudoever,, aanvangende met â??Erasmus van Goudoever, geboren omstreeks 1550', van wien hij (nevens een dochter) een zoon vermeldt: â??Roe­ lof van Goudoever, geboren omstreeks 1580'. â?? Hij ving de â??inleiding' aan met de mededeeling: â??Het geslacht van Goudoever neemt zijn oorsprong in Utrecht (Abstede)'. De heer J. W. A. Haagen Smit vestigde mijne aan­ dacht o.a. op eene notarieele akte van 17 Maart 1666 (notaris S. v. d. Aelpoel, Gemeente-archief Utrecht, Suppl. catal. no. 239a2), waarbij Peter Matthijss. van Dulcken verklaarde zich den vorigen dag borg gesteld â?¢ te hebben voor Neeligen Gerrits, weduwe van Jan Roe lofss. Goutoever ten behoeve van het kapittel ten Dom, en wel voor de voldoening van zeven jaren pacht a 84 Carolus guldens benevens 23 capoenen toepacht. Deze pacht gold â??seeckere landen genaemt Goutoever, gelegen achter St. Servaesheck', door genoemde Neelt gen Gerrits van dat kapittel â??in huere aengenomen'. Deze akte zou men als bewijs kunnen aanvaarden, dat het geslacht zijn naam heeft ontleend aan dit door zijne leden gebruikt stuk land. Zij bevestigt dan boven­ dien de gereleveerde mededeeling, dat het zijn oor­ sprong nam in Abstede, het gerecht dat buiten de muren van Utrecht aan de zuidoostzijde zich zuidoost­ waarts uitstrekte en van den Krommen Rijn tot aan de tegenwoordige Zonstraat aan den stadssingel grensde. 1) De inhoud dezer.akte leert tevens, ^dat het genoemde land eigendom was van het Utrechtsche Domkapittel, een 'gelukkige omstandigheid: het was nu immers mo­ gelijk meer van dat land en misschien ook van zijn gebruikers te weten te komen! Voor de hand lag dus om te trachten in het archief van dit kapittel iets naders over dit land te vinden, welke poging door den juist verschenen inventaris wonderlijk vlug slaagde. Onder no. 1441 van dien inventaris zijn twee char­ ters beschreven. Uit het eerste charter blijkt, dat het kapittel op â??Sunte Petersavent ad cathedram' (21 Fe­ bruari) van het jaar 1412 aan â??Gheryt Mastiek ende Lysbetten sinen echten wive' levenslang in pacht gaf â??een hofstede gelegen op Goutoever', eenerzijds belend door een hofstede, welke â??Alyd van Broechusen of van Zulen' van de proosdij van Sint Pieter in pacht had en â??op die ander sijde een sloet mit enen wech, die geheten is die Cruuswech',. terwijl daarachter zich be­ vond â??onser kerken goede, dat die Joncfrouwen van Oudwijck van ons in pacht hebben', de pacht bedroeg zeven gouden Frankrijksche schilden per jaar. â?? Ik vermeld dit stuk hier, om daarmede aan te toonen, dat de naam van het land reeds in het begin der 15e eeuw bekend was. Bij het tweede charter, van 20 Maart 1529, gaf het Domkapittel aan â??Jan Gerytzoen tot Apstede' voor ') Het St. Serraashek diende tot afsluiting van den ingang door den zuidoostelijken stadswal van de door de stad loopende Nieuwe gracht en dankte zijn naam aan het vlak daarbij staande St. Servaas klooster, acht jaren in huur â??eenen boetngaert myt een huys', waarvan de omschrijving verder luidt: â??gelegen aen der stadt cingel, geheyten Goutoever, daer zuytwerts Sunte Nicolaeswech ende noirtwerts ende westwerts Wermbout Pijls erfgenamen en oestwerts onser kereken lant naest gelant zijn'. Hoewel in dit stuk als pacht ook zeven gouden Frankrijksche schilden bedongen werd, durf ik de in beide charters vermelde perceelen niet voetstoots als identiek beschouwen, wat echter niet van zoodanig belang is, dat daarop hier nader ingegaan zou be­ hoeven te worden. Onder no. 1129 van denzelfden inventaris is een aan­ tal charters beschreven, welke ongetwijfeld betrekking hebben op het in bovenvermeld tweede charter om­ schreven perceel. Het eerste dezer serie is van 1559, het tweede van 1569. Dan is er een groot hiaat, daar alle andere dateeren uit de 18e eeuw, op het laatste na, dat van 1803 is, déze laatste stukken zijn dus, in de eerste plaats omdat zij te jong zijn en in de tweede plaats omdat zij, gelijk bij kennisneming daarvan bleek, andere families betreffen, voor het geslacht van Goud­ oever zonder belang. Slechts de beide eerste konden van belang zijn en bij nadere beschouwing van den inhoud bleek dat belang ook werkelijk. Het eerste, van 14 Maart 1559, is zelfs van grootbe­ lang voor het geslacht. Daarbij toch verhuurde het kapittel aan â??Erasmus Jansz. een bogaertgen, groot omtrent een mergen lants, mit een huysinge daer op staende, gelegen aen den cingel after Sint Servaes buyten der mueren der stadt van Utrecht', terwijl het uit­ drukkelijk heet: â??ende zijn vader Jan Geritsz. lest ge bruyet heeft'. Het aantal huurjaren .was négen, de huur bedroeg acht gouden Frankrijksche schilden en zeven â??pachtcapoenen' per jaar. â?? Bij het tweede stuk, van 20 Januari 1569, werd het weer aan Erasmus Jansz. gelaten voor even langen tijd (ingegf an 1568) en voor denzelfden huurprijs. Bovenstaande gegevens stellen dus in staat den aan­ vang der bovengenoemde genealogie, die met Erasmus aanvangt, twee generaties op te voeren. Daarbij kan dan nog het volgende opgemerkt worden. Jan Gerytzoen pachtte of huurde den boomgaard reeds in 1529 (mogelijk nog wel vroeger). Men kan zijn leeftijd op dat tijdstip wel stellen op minstens c. 25 jaar, zoodat zijn geboortejaar vóór 1505 gesteld kan worden. Verder ligt het voor de hand aan te nemen (het is althans mogelijk), dat hij in of kort vóór 1559 overleed, wijl de woorden â??ende zijn (= Erasmus) vader Jan Geritsz. lest gebruyet heeft' doen vermoeden, dat . dit charter van 1559 het eerste was, waarbij Erasmus het perceel in huur verkreeg. Wat Erasmus Jansz. betreft, zijn leeftijd kan in 1569 toch ook wel op minstens c. 25 jaar gesteld worden, in de eerste plaats omdat hij dan als huurder optreedt, en in de tweede plaats in aanmerking nemende den leeftijd van zijn vader. Het jaar 1650 â??omstreeks' welk hij geboren zou zijn (zie de genealogie), kan dus gewijzigd worden in bv. c. 1630 of: vóór 1535, in­ dien men wil. Ten slotte nog een paar kleine aanvullingen op de genealogie. A ',J le. De zoon van Erasmus, Roelof (in de genealogie