De Nederlandsche Leeuw, jaargang 47 (1929)

133 die weer stonden onder een z.g. â??hoofdhof'. Volgens de historische inleiding bij den inventaris van het archief van den ambtman van Essen (Verslagen Rijksarch. 1926, II) behoorden hiertoe tins- en leengoederen. Thuessink nu was zoowel het een als het ander: dat het een tijnsgoed was, bleek uit de tinsregisters van het stift, berustende ten rijksarchieve in Overijssel, dat het tevens een leen was, volgt uit de, eveneens aldaar berustende, Essensche leenregisters met de verschillende daarop vervaardigde repertoria. Al deze bronnen vindt men uitvoerig beschreven in bovengenoemden inventaris, samengesteld door ons medelid Mr. A. Haga, wien ik mijn wetenschap in dezen dank: voor dergelijke goederen werden behalve een jaarlijksche tijns op St. Lambert bovendien bij verschillende gelegenheden leenjura (heer­ gewaden) betaald. Het heergewaad bedroeg een dubbelen tijns. Hiermede meen ik voor mijn deel de opmerking van den heer- W. v. R. voldoende te hebben beantwoord'. Mr. A. Haga te Zwolle, naar wien Dr. Th. a Th. v. d. Hoop hierboven verwijst, was zoo vriendelijk aan boven­ staande uiteenzetting nog 'het volgende toe te voegen: â??De door den heer Th. a Th. van der Hoop mede­ gedeelde feiten zijn volkomen juist en het erve Thuessink was geen uitzondering, want het stift Essen bezat in Over rijssel een 100-tal van deze tinsgoederen. Oorspronkelijk hofhoorige goederen, waren ze, meerendeels in de 14e eeuw, in z.g. tinsgoederen veranderd: het hof verband was vrijwel geheel opgeheven, een jaarlijksche tins werd be­ taald, terwijl voorts bij vererving, overdracht, enz. door de nieuwe verkrijgers beleening moest worden verzocht, , waarvoor als heergewaad een dubbele tins moest worden betaald. Een voorbeeld van zulk een verandering van een hofhoorig goed in een tins- en leengoed werd in extenso medegedeeld in de inleiding tot mijn inventaris. Werd het erf gesplitst, dan moest voor de beleening van elk onderdeel eveneens het volle heergewaad worden betaald. De tins bleef echter alleen op het hoofderf rusten. Aldus meen ik uit de rekeningen der tinsen en heergewaden te mogen besluiten. Het hier medegedeelde slaat alléén op de eerste groep der Essensche goederen, de z.g. tinsgoederen. Ook de 3e en 4e 'groep van Essensche goederen hadden een soortgelijke tweeslachtige natuur als de tinsgoederen, waarvoor overigens worde verwezen naar de inleiding van mijn inventaris.' Het zal den heer W. v. R. thans wel duidelijk zijn dat Dr. van der Hoop allerminst de redactioneele te­ rechtwijzing verdient, die hij hem blijkbaar heeft toege­ dacht. Het rechtskarakter van de erve Thuessink, dat zoowel een tinsgoed als een leen was van het stift Essen, verschilde â?? zooals men heeft kunnen zien â?? aan­ merkelijk van dat van den halven Cortencamp, welk goed door den heer W. v. R. ten onrechte een leen werd geheeten, ondanks het feit, dat de door hem zelf aangehaalde acten van 1497 en 1568 uit het leenregistèr van de Abdij van St. Paulus het ten duidelijkste als een tinsgoed deden kennen. VALCK LTJOASSEN. 134 KORTE MEDEDEELINGEN. Geslacht Verstege. (XLIV, 187â??189, 224 en 243). In het schepensignaat van Arnhem (Rijks-Archief Arnhem) 1613â??1618, vond ik op fol. 209 en 209â?¢ de boedelscheiding (n.1. een extract) van de nalatenschap van wijlen Ds. Johannes Fontanus, predikant te Arnhem, waarin o. a. genoemd wordt zijne dochter Sybilla, over­ ledene echtgenoote van Gerardo Verstegen. â??Cbram Huijgen et Reijdt schepenen comparierden Wilhelma van Haerdt, weduwe van zale: Dono. Fontano, in sijnen leven kerckendienaer alhier ende verclaerden, dat Ã?ilardus Mehenius, dienaer Geestlicken (Godtlicken?) Woordts tot Harderwijck voir hèm selven ende als man ende momber van sijne huijsfr. Sara Fontanus, mitsgaders Gellius de Bouma als volmachtige van sijnen broeder Gerardo Verstegen,vou hemselven ende als vaeder ende momber van sijne onmundige kijnderön, bij zale. Sqbilla Fontanidr. m ehestant geprocreiert, alsmede Derck Gellius, mede momber derselver kijnderen, haer hadden affgecofft, gevrijet ende uijtgelost mit ene summe van vijffhondert gulden daervan sij bekenden mit over wijsinge vernuecht te sijn, alsulcke tochtgerechticheijt als sij comparante hadde aen die Erflhisse ende nala­ tenschap van zali. haren Eheman sulx dat sij daervan .desistierden gelick sij daer van desistiert mits desen verthyende ende overgevende dieselve goederen vrij ende onbecommert van haer ende haren Erffgenaemen ten behoeve van die erffgenaemen Domini Fontani vurss. mit obligatie ende expressen verbant wanneer sij com­ parante deser werlt comt te overlijden, dat Samuel Verstegen jonghste sone van Gerardo Verstegen''ende Sybille vurss. uijt haren comparante nalatenschap eens hebben ende genieten sall die summe van vijfftich gulden van XXI stuver 't stuck. Comparierden aen d'ander sijde Don8 Eilardus Mehe­ nius, Gellius Bouma ende Derck Gellius vurss. ende verclaerden dat gedachten Wilhelmken van Haerdt, we­ duwe vurss. ende haer in voriger qualité hadden gedaen oprechte ende volkomene erfïuijtinghe ende satisfactie van die alinge erffnisse, versterf ende nalatenschap van zali. Dn°. Fontano so gereet als ongereet bedanckende haer ende haren erven daervan volkomener verrichtinge. Den 17en Pebruary 1616.' H. MlJNSSEN. Claes van (de) Werve. (XLVII, 99.) Ik kan niet nalaten iets in het midden te brengen naar aanleiding van de poging der heeren Gavelle Bijleveld om den hierboven genoemden middeleeuwschen beeldhouwer voor Haarlem in beslag te nemen. Om te beginnen met den naam: in het Fransche grafschrift heet hij de Werve en ofschoon ik niet ont­ ken, dat hij van der Werve kan geheeten hebben â?? ook Hoefer in Gelre, Bijdr. en Meded. VI noemt hem zoo â?? is het bewijs daarvoor niet geleverd. Wat nu 's mans geboorteplaats betreft, vind ik, dat Hatheim of Hathein zoo weinig gelijkt op Haarlem, dat ik, zelfs bij Franschen, niet aan die verbastering