Wapenboek van het St. Bartholomeus gasthuis te Utrecht 1407-1814

< Folio 63 >

Transcriptie en wapenbeschrijvingen

Bernard Albinus, ingekomen 1758.

Gevierendeeld; I en IV doorsneden; A effen azuur; B in sabel een dwarsbalk van goud; over alles heen een dubbelstaartige leeuw van zilver, gekroond van goud, getongd van keel, houdende een kromzwaard van zilver met gevest van goud in de rechtervoorpoot, de leeuw in I omgewend; II en III in goud een halve adelaar van sabel, getongd van keel, komende uit de delingslijn; in een hartschild van keel een man van natuurlijke kleur, gekleed van zilver, met een gordel van goud en op de muts een pluim van goud, azuur en zilver, houdende in de rechterhand een hellebaard van goud met blad van zilver, de linkerhand rustende op een achter hem langs gaand zwaard van zilver met gevest van goud; twee helmen; dekkleden rechts keel en zilver, links azuur en zilver; twee helmkronen van drie bladeren en twee parelpunten; helmtekens: de leeuwen van het schild, maar van goud, uitkomend.

Jonker Dirk Wolter van Lynden, ingekomen 1758.

In keel een kruis van goud; dekkleden: keel en goud; een helmkroon van drie bladeren en twee parels; helmteken: een uitkomende hond van sabel, gehalsband van goud.

Jonker Gerard Godard Taets van Amerongen, ingekomen 1759.

In zilver een dwarsbalk van keel; dekkleden: zilver en keel; een helmkroon van drie bladeren en twee parels; helmteken: een vrouwenbuste van natuurlijke kleur met lang haar, gekleed volgens het schild.

Mr. Johan Federik van Senden, ingekomen 1759.

In keel boven een ster van goud, beneden een omgekeerde gezichtswassenaar van zilver; dekkleden en wrong: keel en zilver; helmteken: de ster van het schild waarboven een gezichtswassenaar van zilver, tussen twee olifantstrompen, beurtelings doorsneden van zilver en keel.